Een kleine geschiedenis van Vlaams oud bruin (en rood) – 2

Een fles Oudenaards bier van brouwerij Petre-Devos.‘Het dubbel Oudenaerdsch bier’ schreef journalist en literator Karel van de Woestijne in 1906, is dan wel niet zo beroemd als het gotische stadhuis van Oudenaarde, maar wie het goed kent ‘vergelijkt het bij den besten Bourgognewijn. Oudenaerdsch staat voor hem tot gewoon bier, als Musigny tot den gemeensten der tafelwijntjes.’ Wie het Oudenaards bier kende, meesmuilde om geuzelambiek en andere biersoorten, als er ‘gelegen in haar mandje, een flesch Oudenaerdsch’ op tafel kwam. In Gent, waar het de grootste populariteit had, waren er mensen die met elkaar in de clinch lagen over de vraag welke van de twee bekendste merken het beste was: ‘Oudenaerdsch van Felix of Oudenaerdsch van Liefmans.’[1]

Karel van de Woestijne: keek hij zo zuur vanwege het zure Oudenaards bier waar hij zo op gesteld was? Bron: Literatuurmuseum, Den Haag.Na een wat schuchter begin had het oud bruin bier van Vlaanderen eind 19e eeuw toch wat bekendheid verworven, en zoals wel blijkt uit de woorden van Van de Woestijne viel daarbij onder meer het bier van het Oost-Vlaamse stadje Oudenaarde op. Dat ‘is het sterkst en het koppigst. Het is donkerder dan gewoon bier en is oneindig te bewaren,’ schreef men in Charleroi in 1904. ‘Er wordt niet bespaard op Beierse hop, die beter is dan die van Aalst. (…) Een ton Oudenaards kost 25 frank per 180 liter, uit de gerenommeerde brouwerij Liefmans of Felix.’[2] Uit een serie advertenties uit 1909 blijkt dat het bier van Liefmans tevens in diverse Brusselse etablissementen te krijgen was.[3]

Intussen timmerde ook Rodenbach in het West-Vlaamse Roeselare aan de weg. Vanaf 1900 werden ze vermeld in diverse krantenadvertenties met hun ‘Vieille brune des Flandres’ in plaatsen als Doornik, Antwerpen, Gent en Ieper.[4] In 1894 stonden ze al op de Wereldtentoonstelling in Antwerpen, waar ze een gouden medaille in de wacht sleepten, en in 1900 zou dat in Parijs opnieuw lukken.[5]

Kaart met plaatsen genoemd in dit artikel.Over tentoonstellingen gesproken, in 1903 zou stoombrouwerij Sint-Joris te Beerst bij Diksmuide met zijn oud bruin ‘flesschenbier’ in de prijzen vallen op expo’s in Gent en Marseille. Ze vermeldden erbij: ‘Dit bier is ten minsten 2 jaren oud, gezond, kloek en aanbevolen door de geneesheeren.’[6] In 1907 won M. Croigny te Lo een gouden medaille voor zijn oud bier op een concours in Oostende, en in 1910 was het brouwerij Feys-Callewaert te Roesbrugge die met zijn ‘forte brune’ een gouden plak bemachtigde op de Wereldtentoonstelling in Brussel.[7]

‘Oudenaerde ist eine Stadt von 7000 Einwohnern etwa, mit einem prachtvollen alten Rathaus (…) Wir aßen übrigens auch ganz gut und vor allem tranken wir dubbel-Oudenaardsch Bier, das historischte und schönste, das es in Belgien gibt.’ Dit schreef een Duits soldaat naar huis in de Eerste Wereldoorlog, en hij voegde er nog aan toe dat het minstens vijf jaar moest rijpen.[8]

Brouwerij Liefmans in Oudenaarde, gebouwd in 1923. Bron: Wikimedia Commons, Marc Esprit.Dit Duits enthousiasme kan echter niet verhullen hoe desastreus de periode 1914-1918 voor België was, ook voor de brouwers. Veel brouwers moesten hun koperen ketels en toebehoren inleveren voor de Duitse wapenproductie, en vele brouwerijen in Vlaanderen werden beschadigd door het oorlogsgeweld. Ook de complexen van Rodenbach in Roeselare en van Liefmans in Oudenaarde liepen veel schade op. Mede hierdoor, maar ook door ruimtegebrek bouwde Liefmans in 1923 een nieuwe brouwerij buiten het stadscentrum. Het volgende jaar stond Liefmans op de 21e plaats van de ranglijst van grootste Belgische brouwerijen qua productie, met meer dan een miljoen kilo gestort mout.[9]

Over de precieze eigenschappen van het Vlaams oud bruin in die tijd weten we eigenlijk niet zoveel. In 1913 werd het alcoholgehalte van een bruin bier uit Oudenaarde vastgesteld op 4,14% en een bruin uit Zottegem kwam uit op 4,43%.[10] De Brasschaatse brouwer Hendrik Verlinden noteerde in 1935 een recept voor ‘Audenaardsch bier’, met maar 66% mout, de rest was rijst, suiker, glucose, kleursel en stroop.[11] De vraag is echter, hoe representatief dit was.

''t Is wijn!' De 'Dikke Bertha' prijst het bier van Rodenbach aan. Bron: Erfgoedbank Midden-West.Wat de smaak betreft, Karel van de Woestijne vergeleek het oud bruin al met wijn, of zoals hij in 1914 over Oudenaards bier zei: de ‘Chambertin der bieren’.[12] Ook Rodenbach ging prat op de wijnachtige smaak, zoals blijkt uit de reclamekreet die ze in de jaren dertig lanceerden: ”t Is wijn!’ Er hoorde een poster bij met een vrolijke dame in klederdracht, die de bijnaam ‘Dikke Bertha’ verwierf.[13]

Een andere brouwerij die zijn oud bier graag met wijn vergeleek was Den Os in Brugge, die in 1911 zijn ‘Bourgogne des Flandres’ introduceerde. Dat ‘bourgogne’ is geen verwijzing naar de ‘Bourgondische tijd’ in Brugge, zoals Wikipedia beweert, maar slaat wel degelijk op de wijnsoort. Immers, in de jaren twintig kwam Den Os kortstondig met een blond zusje genaamd ‘Moselle des Flandres’. ‘Moselle’ is de Franse naam voor de rivier de Moezel en ook voor Duitse Moezelwijn.[14]

Het assortiment van Rodenbach in de jaren twintig: Dubbel bruin en Speciaal oud bier, maar ook bock en stout. De Rousselaarse Bode 4-2-1927.Interessant genoeg begaf ook Rodenbach zich met name in de jaren twintig en dertig ook op het pad van de diversificatie. Al in 1894 was Rodenbach ook blonde uitzet gaan produceren en in 1926 zien we in advertenties naast hun ‘Dubbel bruin’ en ‘Speciaal (echt oud bier)’ ook een bock en een stout.[15] Een ander Rodenbach-bier, dat vermoedelijk ook na de Tweede Wereldoorlog nog heeft bestaan was de Mandel ale, een brouwsel naar Engelse snit. Omstreeks de jaren zestig of zeventig heeft men er nog een tijdje een geuze geproduceerd, genaamd ‘Gueuze Saint-Georges’. Vermoedelijk begin jaren zeventig kwam daar de Rodenbach Grand Cru bij.

Ook bij Liefmans in Oudenaarde is er een aanmerkelijke uitbreiding van het assortiment geweest. Er werd onder andere gersten, export, dark ale en een soort abdijbier ‘Abdij van Maegdendaele’ geproduceerd. Een fortuinlijke koers werd ingeslagen onder de illustere ‘Madame’ Rosa-Blancquaert-Merckx, die in 1946 werd aangenomen als secretaresse van de directeur, maar die algauw de kneepjes van het brouwvak begon te beheersen. Ze had ook invloed op de smaak. Het bestaande Oudenaardse bier vond ze ‘verschrikkelijk zuur’. Immers, ‘dat is het bier van de senioren van Oudenaarde, maar nu is de oorlog voorbij,’ stelde ze vast. ‘De jongeren gaan steeds meer op café en drinken er populaire Coca-Cola of andere zoete dranken. Dit bier zullen ze niet lusten.’ Vanaf toen ging Liefmans het bier zachter en ronder maken, en de verkoop schoot omhoog.[16]

Een verzameling Oudenaardse bieren, met o.a. kriek, Liefmans en Roman. Bron: erfgoedinzicht.be.Het luxebier Liefmans Goudenband heette aanvankelijk ‘IJzerenband’, naar de ijzeren banden rond de houten vaten. Reden voor de naamswijziging in 1956 was het feit dat een andere brouwer deze merknaam al had gedeponeerd. Een andere succesnummer van Liefmans was de kriek, en andere fruitbieren zouden volgen.

Ook bij Rodenbach was men niet ongevoelig voor de veranderende smaak bij de naoorlogse drinker. ‘Rodenbach verzacht zijn smaak’ kopte de krant in 1974. Immers, ‘de laatste jaren scheen de smaak van de verbruiker een verschuiving te ondergaan.’ Het team van de brouwerij, onder leiding van J. Lambert en C. Steurbaut, kwam na een lang traject van experimenteren, proefpanels en een dosis fingerspitzengefühl tot het nieuwe ‘juiste evenwicht’. De brouwer bezwoer het bier niet zoeter gemaakt te hebben, maar enkel de zuurtegraad te hebben verminderd. Ook de Rodenbach Grand Cru werd ‘verzacht’.[17] De drang tot vernieuwing bleef: 1986 kwam men vervolgens met het kriekenbier Rodenbach Alexander, dat later werd opgevolgd door het minder succesvolle fruitbiertje Redbach en in 2014 door de Rodenbach Rosso. Ook kwam de Alexander zelf weer terug op de markt in 2016.

De Bourgogne des Flandres en zijn zusje Moselle des Flandres in de jaren dertig: voedzame bieren in champagneflessen, aanbevolen voor 'zwakke menschen'. Burgerwelzijn 19-12-1931.Wat Bourgogne des Flandres betreft, producent Den Os in Brugge sloot in 1957 zijn deuren, en de productie van verhuisde naar brouwerij Verhaeghe in Vichte. Omstreeks 1990 viel vervolgens de eer te beurt aan Timmermans in Itterbeek, onderdeel van John Martin (waarna Verhaeghe zijn eigen variant Duchesse de Bourgogne ontwikkelde). Sinds 2015 wordt het weer in Brugge zelf gemaakt. En in feite is de huidige Bourgogne des Flandres Blond een reïncarnatie van de Moselle des Flandres uit de jaren twintig.

Al met al hadden de grootste producenten van Vlaams oud bruin het niet makkelijk. Liefmans werd in 1990 door brouwerij Riva overgenomen, en is na een faillissement nu in handen van Duvel Moortgat. Rodenbach werd in 1998 door Palm overgenomen. Er is wel degelijk internationale belangstelling voor het Vlaams oud bier, maar in België zelf lijkt het aantal drinkers langzaam maar zeker af te nemen. Hopelijk heeft het desondanks een zonnige toekomst voor zich. Gelukkig is er ook nog een aantal kleine brouwerijen die het nog steeds maken.

Wat de geschiedenis van Vlaams oud bruin betreft, zoals we zagen lijkt deze biersoort eigenlijk nog niet zo heel oud te zijn. Probleem is, dat de bronnen nogal fragmentarisch zijn. Mijn artikelen zijn niet meer dan een eerste aanzet om op een rij te zetten wat ik tot nu toe kon vinden. Hopelijk kan nader onderzoek, bijvoorbeeld in brouwerijarchieven, meer duidelijk maken over hoe en wanneer deze prachtige bierstijl nou precies ontstaan is.


[1] Karel van de Woestijne, Verzameld journalistiek werk. Deel 1. Nieuwe Rotterdamsche Courant juli 1906 – juni 1907, Gent 1986, p. 274.

[2] Gazette de Charleroi 12-10-1904.

[3] Le patriote 22-8-1909, 14-10-1909; Le soir 19-8-1909, 20-8-1909, 13-9-1909, 7-10-1909, 27-10-1909.

[4] Het weekblad van IJperen 30-6-1900; Gazet van Antwerpen 24-2-1907; De Vlaamsche strijd 1-2-1908; Le courrier de l’Escaut 25-6-1908.

[5] Exposition Universelle d’Anvers 1894. Catalogue officiel général. Préliminaires, section Belge, sections spéciales, Brussel 1894, p. 178; Exposition universelle internationale de 1900 à Paris. Rapports du jury international. Groupe X – Aliments, deuxième partie, classes 60 à 62, Parijs 1902, p. 515.

[6] De gazette van Rousselare 27-6-1903, 19-1-1907.

[7] De Poperinghenaar 25-8-1907 (met dank aan Chris Vandewalle); Le progrès 23-10-1910; De Poperinghenaar 9-7-1911.

[8] Charlotte Cappelle, Bruin. De geschiedenis van het brouwen in en rond Oudenaarde sinds 1357, Oudenaarde 2010, p. 71.

[9] De volksstem 29-1-1925.

[10] A.J.J. Vandevelde, ‘Leidraad voor lessen over de voeding van den mensch, voor hooger huishoudkundig onderwijs’, in: Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, 1921, p. 361-445, hierin p. 425.

[11] Hendrik Verlinden, Leerboek der gistingsnijverheid uit de praktijk en voor de praktijk, Brecht 1933, p. 150.

[12] Karel van de Woestijne, Verzameld journalistiek werk. Deel 1. Nieuwe Rotterdamsche Courant juli 1906 – juni 1907, Gent 1986, p. 274; Karel van de Woestijne, Verzameld journalistiek werk. Deel 7. Nieuwe Rotterdamsche Courant november 1913 – maart 1915, Gent 1991, p. 273.

[13] Proost! Bier uit Roeselaarse brouwerijen. Lokale brouwerijen in oude beelden, themanummer van Oud Rousselare. Magazine van de dienst Statisch Archief Roeselare, jaargang 2012 nr. 2., p. 21, 26.

[14] La Flandre maritime 8-4-1928.

[15] Michel de Bruyne, De Rodenbachs van Roeselare, Antwerpen/Roeselare 1986, p. 228; De Rousselaarse bode 25-12-1926.

[16] Sofie Vanrafelghem, Bier, vrouwen weten waarom, Leuven 2013, p. 44.

[17] Het wekelijks nieuws 6-9-1974.


Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *