Papegaaiensoep: wat Nederlands-Indië dronk

Bindjai Plantage, Sumatra, H. Ernst & Co, ca. 1890 - ca. 1900 (uitsnede), collectie RijksmuseumEen nog onbekend terrein in de Nederlandse biergeschiedenis is het bier in Nederlands-Indië. Er staat een leuk verhaal over de bierbrouwerijen in Indië op bieretiketten.nl, maar dat gaat alleen over de productie dáár, die pas in de jaren dertig goed op gang kwam.[1] Hoe zit het met de veel grotere import vanuit Europa? En dan ontkomen we er niet aan dat we het een en ander in perspectief moeten plaatsen met dat oorspronkelijk Engelse tropenbier waar je tegenwoordig mee wordt doodgegooid: India Pale Ale. Extra gehopt om de maandenlange reis naar het Oosten te kunnen doorstaan. De komende tijd gaan we hiernaar kijken en zullen we nog wat onverwachte ontdekkingen doen. Vandaag beginnen we met de vraag: wat dronken ze daar nou eigenlijk het meest? Papegaaiensoep…

Ik moet denk ik eerst ingaan op wat Nederlands-Indië nou precies was. Sinds Nederland in 1949 voorgoed uit deze voormalige kolonie is gegooid, is hier de aandacht voor dit deel van de wereld, nu uiteraard Indonesië geheten, danig verslapt. Nederland kent heel veel mensen van gedeeltelijk Indonesische afkomst, we eten nog altijd rijsttafel met babi pangang en kroepoek, maar dat bijvoorbeeld Shell zijn wortels in Indonesië heeft, dat weten we vaak niet meer.

Kaart Nederlands-IndiëDe bemoeienissen van Nederland met deze streken begonnen uiteraard met de VOC, vanaf de zeventiende eeuw. Toen deze in 1799 failliet werd verklaard, nam de Nederlandse staat de boel over en werd het een echte kolonie. Maar daar moeten we ons nog niet al te veel bij voorstellen: op het belangrijkste eiland Java zaten begin 19e eeuw zo’n 4000 Europeanen, tegenover 4 à 6 miljoen inheemse bewoners.[2] De Nederlanders zaten dan ook geconcentreerd in en om de in 1619 door de VOC gestichte stad Batavia, die we tegenwoordig kennen als Jakarta.

Wat niet veranderd was sinds de dagen van de VOC: Nederland zag Indië vooral als een plek waar winst behaald kon worden, en dan met name met producten als suikerriet, koffie, thee, rubber, tabak en specerijen. Via het cultuurstelsel werden van 1830 tot 1870 inheemse boeren gedwongen om deze gewassen te verbouwen. Het onder de duim houden van zoveel Indonesiërs door relatief zo weinig Europeanen (in de hele kolonie zo’n 44.000 op totaal meer dan 16,5 miljoen inwoners in 1863[3]) was alleen mogelijk doordat de Nederlanders de diverse lokale vorsten voor hun karretje wisten te spannen.

Na 1870 veranderde er veel: het Suez-kanaal was juist geopend, waardoor de reis naar Indië werd verkort van drie maanden naar zes weken. De Nederlandse regering, die tot dan toe de kolonie grotendeels voor eigen rekening had uitgebaat, ging veel meer particulier Europees initiatief toestaan. Langzaam begon men alle uithoeken van het eilandenrijk die tot dan toe alleen in naam tot Nederlands-Indië behoorden ook daadwerkelijk onder Nederlands gezag te plaatsen. In de twintigste eeuw tot slot ging het aantal Europeanen in Indië pas echt toenemen, tot zo’n 250.000 in 1930. Daarna kwam de Tweede Wereldoorlog, maar dat is weer een ander verhaal.

Goed, bier nu. Maar bier was niet de enige versnapering in Indië. ‘De algemeenste drank, behalve water, is roode wijn,’ vooral bij de rijken, schreef men over de Europese bevolking van de stad Semarang op Java in 1845. Echt goede Franse en Duitse wijnen werden er echter niet gedronken, ‘des te meer Engelsch bier, vooral pale-ale en Hollandsch bier uit de brouwerij de Valk te Amsterdam.’ Interessant is, dat volgens deze bron men weinig moeite deed om de verschillende dranken koel te drinken: ‘slechts ziet men hier en daar de wijnflesschen in eenen bak met water staan.’[4]

Het rapport vervolgt: ‘Genever en arak worden veel, doch alleen door de minste klasse der Europeanen, voornamelijk door soldaten en matrozen gebruikt.’ En daar raakt deze bron een gevoelige snaar: drankmisbruik onder militairen was een groot zorgenkind van het koloniale bestuur. En dan met name het gebruik van jenever.

Militairen in Nederlands-Indië, ca. 1895 - ca. 1905 (uitsnede), collectie RijksmuseumNu werd er in Nederland zelf aardig wat ouwe klare gedronken, maar de militair in Indië stond al helemaal bekend als een ‘zuipkasteel’. Nieuw in de tropen aangekomen soldaten togen al gauw ‘nergens opbeuring of vrienden vindende, naar het jeneverpaleis.’[5] Bier stond bij hen duidelijk op de tweede plaats, wat ook wel blijkt uit het grote aantal bijnamen dat Jan Soldaat in Indië voor het geliefde glaasje jenever had bedacht: huppelwater, jandoedel, een hap snert, een hassebassie, een hap scheepsgaren, papegaaiensoep, een glaasje van de zwarte kat… Voor bier werd alleen de bijnaam ‘zilvernekkie’ opgetekend.[6]

Cijfers spreken boekdelen. Een geneeskundig rapport over het bijna tweeduizend man tellende garnizoen in de vallei Willem I, ook op Java, somt op wat er in 1848 in de kantine van het fort zoal achterover werd geslagen: 14278 liter jenever en 1259 liter arak, maar slechts 1513 flessen rode wijn, 1272 flessen Hollands bier en 288 liter brandewijn. Buiten die kantine werd in de naastgelegen dorpen ook nog aardig wat arak aan de manschappen verkocht, zodat de Europese militairen uiteindelijk de man gemiddeld een kwart liter sterke drank per dag wegklokten.[7] De genoemde arak is een uit suikermelasse of rijst gestookte inheemse sterke drank van wel 60% alchohol, goedkoper dan jenever. Een andere inheemse borrel was de sagoweer van 5 à 10% die ook wel werd gedistilleerd tot 15 à 20%.[8]

Er werd dus in Indië, met name door de soldaten, veel meer gedistilleerd gedronken dan bier. Dit blijkt ook wel uit de importcijfers. In bijvoorbeeld het jaar 1871 werd op Java (en het nabijgelegen eiland Madura) ingevoerd: [9]

Invoer drank op Java en Madura in 1871

Als we dan ook nog eens bedenken hoeveel meer alcohol jenever bevat, zet dat de aanvoer van bier wel in perspectief. Overigens is het ook leuk hierbij aan te tekenen dat op dat moment 71% van het aangevoerde bier uit Nederland kwam, 20% uit Engeland en krap 1% uit Duitsland. Maar daar komen we nog op terug.

Militairen bij een 'kantine gebouw' in Nederlands-Indië, 1870 - 1900 (uitsnede), collectie RijksmuseumDe legerleiding probeerde meer dan eens de jenever- en arakconsumptie terug te dringen. In 1852 stelde men soldaten die van de sterke drank afbleven een premie in het vooruitzicht, en op schepen verstrekte men enkel wijn en bier.[10] Verder probeerde men regelmatig om goedkoop Hollands bier in de kantines in de verkoop te krijgen, zoals in 1861 toen ene A. Cramer te Amsterdam bereid was ruim 200 flessen ‘Princesse bier’ van brouwerij De Haan franco te leveren voor zo’n 35 gulden per halve pijp van 200 flessen.[11] Een dergelijk initiatief met Amsterdams princessebier werd herhaald in 1878 in Batavia en omstreken, en in 1880 in Semarang met ‘het goedkoope hollandsche bier’. In de kantine van Soerabaja steeg in de jaren 1882-1887 het bierverbruik van 6000 naar 12800 flessen, terwijl het aantal borrels per man per dag daalde van 5 à 6 naar 3 à 4. Het populairste bier was daar Brown Stout en Maastrichts. En in 1892 werd ‘tot op de kleinste en uiterste posten toe’ door de militaire administratie bier geleverd zodat de soldaat overal ‘haantjes-, valken- en Maatstrichts bier benevens Brown stout’ voor een lage prijs kon krijgen.[12] Toch moest in 1906 de Gouverneur-generaal nog een ‘cantine-circulaire’ uitgeven om alle legerkantines tot een ‘jenevervrij lokaal’ te maken.[13]

Kortom, niet alleen in Nederland, maar ook in Nederlands-Indië werd heel wat jenever achterover geslagen. Bier was meer voor de wat hogere klassen, want de militairen stonden er niet in heel hoog aanzien. Hoe dan ook, we vangen hier ook al een glimp op van wat er daar allemaal voor bier was. En de volgende keer gaan we daar nader naar kijken. Van pale ale tot Koentji-bier en alles daartussen in.

[1] http://bieretiketten.nl/cms/index.php?page=brouwen-in-nederlands-indie

[2] Hans Buiter, Nederlands-Indië (1830-1949). Een kolonie in ontwikkeling, Utrecht 1993, p. 12, 17.

[3] Verslag over het beheer en den staat der koloniën over 1863, Den Haag 1866, bijlagen p. 6-21. Dit soort rapporten bevatten overigens fascinerende cijfers: in 1863 werden in de gehele kolonie 273 mensen gedood door tijgers, 158 door krokodillen, 22 door slangen en 19 door ‘andere wilde dieren’ (bijlage p. 25).

[4] M.J.E. Muller, ‘Geneeskundige topografie van Samarang’, in: Tijdschrift voor Neêrland’s Indië, Batavia, 7e jaargang 3e deel (1845), p. 314-380, hierin p. 356.

[5] J.J.M. van Dam, ‘Jantje Kaas en zijn jongens. Bijdrage tot de kennis van de Ned.-Indische soldatentaal in de 19e eeuw.’ in: Tijdschrift voor Indische taal-, land- en volkenkunde 82 (1942), afl. 1, p. 62-209, hierin p. 82.

[6] Van Dam, ‘Jantje Kaas en zijn jongens’, p. 155-156.

[7] P. Bleeker, ‘Bijdrage tot de geneeskundige topographie van Willem I’, in: Tijdschrift der vereeniging tot bevordering der geneeskundige wetenschappen in Nederlandsch-Indië, Batavia, jaargang 1 (1852), p. 165-197, hierin p. 179. Vergelijk: P. Bleeker, ‘Fragmenten eener Reis over Java’, in: Tijdschrift voor Neêrland’s Indië, Batavia, jaargang 12 (1850), 1e deel, p. 245-273, hierin p. 262. Overigens bestond het KNIL voor iets meer dan de helft uit Indonesiërs, en verder een klein aantal Afrikanen. Onder hen schijnt drankmisbruik een minder groot probleem geweest te zijn dan onder Europeanen, al hadden zij vaker last van een opiumverslaving.

[8] Vergelijk Reggie Baay, De njai. Het concubinaat in Nederlands-Indië, Amsterdam 2008, p. 151-153. Sowieso is dit goed geschreven boek een aanrader voor wie zich in Nederlands-Indië wil verdiepen.

[9] Statistiek van den handel, de scheepvaart en de in- en uitvoerregten op Java en Madura over het jaar 1871, Batavia 1872. Champagne e.d. (uitgedrukt in flessen in plaats van hectoliters) hierbij niet meegerekend.

[10] Verslag van het beheer en den staat der Oost-Indische bezittingen over 1853, p. 22-23.

[11] J.C. Hamakers, Korte inhoud der van kracht gebleven circulaires voor het Nederlandsch Oost-Indisch Leger uitgevaardigd door het militair departement van 1831-1865, Samarang 1866, p. 24. Vgl. Opregte Haarlemsche Courant 4-6-1862.

[12] De locomotief 17-10-1878; Sumatra-courant 28-12-1880; Javabode 13-12-1888, 3-11-1892.

[13] Soerabaijasch handelsblad 14-2-1906.


3 reacties op “Papegaaiensoep: wat Nederlands-Indië dronk”

  1. Rutger schreef:

    Heerlijk! Ga zo door 🙂

  2. Micky Bumbar schreef:

    Heel goed te lezen dit artikel en sowieso mijn complimenten voor je website. Zeer interessant! Ooit aan gedacht om enkele artikelen in het Engels te vertalen?
    Groeten,
    Micky

  3. R.A. Ferouge schreef:

    Graag meer van dit type onderzoek te publiceren in Indisch forever. Goed speurwerk.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *