Crabbeleer, een historisch bier keert weer… of toch niet?
In juni 1847 deed een opmerkelijk bericht de ronde in diverse kranten. Zo las men bijvoorbeeld in de Leydse Courant: ‘Gent, 22 junij. Men brouwt hier nu eene nieuwe of liever oude soort van bier, hetwelk men crabbeleire noemt en bij de Gentenaars der 15de eeuw hoog geroemd werd… De heer Van der Haagen heeft het recept wedergevonden en levert nu lekker schuimende crabbeleire aan verscheidene herbergiers.’[1] Kijk, een tot leven gewekt verloren bier, zo lezen we het graag. Maar welk verhaal zat hier achter?
Al wat dichter bij de bron, in de Gazette van Brugge stond te lezen: ‘Gent, 24 juny. Sedert eenige dagen wordt hier ter stede veel gesproken van een slach van bier, Crabbeleer genaemd, dat tot de bestaende dranken der jaren 1300 behoort en alsdan uytgevonden werd om afbreuk te doen aan de toenmale bruyne bieren, Leeuwaerd en Clauwaerd genaemd.’[2]
Het meest uitgebreide verhaal verscheen op 23 juni 1847 in het blad De Gentschen Mercurius, in een artikel simpelweg genaamd ‘Crabbeleer’. De anonieme schrijver heeft er een lange aanloop met verheven taalgebruik voor nodig voordat hij uiteindelijk to the point komt: ‘Crabbeleer dan, is bier, en een bier dat… de eer genoot van op Jacob Van Artevelde’s disch te voorschyn te komen, en by Philips Van Artevelde en zyne dappere gezellen… De aen Frankryk verslaefde leliaerts dronken wyn; Jacob van Artevelde en de zyne, die Vlaenderen den Leeuw tot leus hadden dronken bier…’[3]
Het zal de gemiddelde lezer (en vooral als die uit Nederland komt) nu wel duizelen. Jacob wie? Leliaerts? Vlaanderen den leeuw? Maar in 19e-eeuws Vlaanderen wist iedereen dan meteen waar je het over had. Jacob van Artevelde (ca. 1290-1345) was ooit een koopman in Gent, die aan het hoofd stond van een opstand tegen de Franse koning. De Fransen, die ook over Vlaanderen heersten, waren op dat moment in oorlog met Engeland, de belangrijkste handelspartner van de stad Gent, die er de wol betrok voor zijn belangrijke textielnijverheid. Zo’n vrijheidslievende vechtersbaas was in latere eeuwen natuurlijk een inspirerende figuur, met name in zijn geboortestad Gent, die zich ook nu nog graag de Arteveldestad laat noemen. Op de Gentse Vrijdagmarkt verrees in 1863 een struis standbeeld van deze volksheld. Een volksheld die dus kennelijk verzot was op een goede pint.
Leliaards waren in de 13e en 14e eeuw dan weer de Fransgezinden in Vlaanderen. Hun tegenstrevers waren de Vlaamsgezinde Liebaards, ook wel Leeuwaards of Klauwaards genoemd. En volgens het artikel uit 1847 waren dat tevens biersoorten die de Vlaamsgezinden vaak dronken. ‘Maer de Leeuwaerd en de Clauwaerd waren bruine bieren… en men verlangde des te meer na[ar] wit bier… Een der gentsche brouwers, die zyn beroep bevlytigde en als ware vaderlander met Van Artevelde makkerde, Hendrik Goethals namelyk, wilde in die behoefte voorzien…’ Een zekere Jan de Crabbe, een belangrijkste stadsbestuurder ‘bezocht gestadig de herbergen’ waar hij het witbier van Goethals vinden kon, en naar hem werd het bier ‘crabbeleer’ gedoopt.
Nog altijd volgens het artikel uit 1847 bleef de crabbeleer meer dan twee eeuwen een vermaard bier dat uiteraard met name door de krijgshaftige Vlaamsgezinden werd gedronken, totdat het in het tumult van de Tachtigjarige Oorlog verloren ging. Gelukkig was er dan nu een brouwer in Gent, een zekere Charles Vander Haeghen, die het recept weer had opgeduikeld en dit ooit beroemde bier weer op de markt bracht. De Gentse drinkers die anno 1847 de nieuwe crabbeleer hadden geproefd bekenden allemaal ‘dat het in goedheid, deugd, smaek en lekkerheid het beste hoegaerdsch evenaert en met allerlei kruikenbier kan mededingen’. Het artikel besloot vervolgens dat dit historische bier toevallig net nu de kermis voor de deur stond op de markt was gebracht en gaf een lijst van kroegen waar het in Gent te verkrijgen was. ‘Leve het crabbeleer in saecula saeculorum!’
Ja fijn. Maar zoals het dan gaat: als zo’n historisch verhaal net iets te jubelend van toon is, dan word ik achterdochtig. En gelukkig was ik niet de enige. Naar het blijkt was de anonieme auteur die zijn artikel ondertekende als ‘S………’ dezelfde persoon als een zekere Théodore Schellinck (1797-1867), een Gents journalist en amateurhistoricus. Ik vond al snel meer over hem in een boek uit 1898 van de hand van archivaris Victor Van der Haeghen met de veelbelovende titel Mémoire sur des documents faux relatifs aux anciens peintres, sculpteurs et graveurs flamands (Verhandeling over valse documenten betreffende oude Vlaamse schilders, beeldhouwers en graveurs).[4]
Het was archivaris Van der Haeghen (voor zover ik weet geen familie van bovengenoemde brouwer) opgevallen dat er juist in Gent wat merkwaardige oude documenten de ronde deden waar het een en ander niet aan leek te kloppen. Zo was er gerommeld aan de boeken van het aloude schildersgilde, die uit de 16e eeuw dateerden maar waar een onbekend iemand in de 19e eeuw allerlei extra zogenaamd Middeleeuwse pagina’s aan had toegevoegd. Dan was er nog de 16e-eeuwse Gentse schilder en schrijver Lucas d’Heere, wiens boek met levensbeschrijvingen van ‘vermaerde nederlandsche schilders’ reeds lang verloren was gegaan. Verloren gegaan ja, maar in de 19e eeuw doken er toch spontaan zogenaamde citaten uit dit boek op. Hmmm.
Het is de tragiek van ons kritische geschiedschrijvers dat we soms zoveel tijd kwijt zijn aan het ontzenuwen van bewust of onbewust verspreide historische onzin. Van der Haeghen beschrijft hoe de genoemde vervalsingen van lieverlee hun weg hadden gevonden naar serieuze publicaties, omdat mensen de bronnen vertrouwden of domweg niet beter wisten. En als ik zelf toch eens een tientje zou krijgen voor elke keer dat ik ergens moet lezen dat bierkoning Cambrinus dezelfde persoon was als hertog Jan van Brabant!
Uiteindelijk komt Van der Haeghen in zijn boek dan toe aan de Gentse journalist Théodore Schellinck, de auteur van het artikel over crabbeleer. Een andere bron beschrijft Schellinck als ‘schraal van lichaam, bruin van vel, met hoog opgestoken schouders en voorover gebogen hoofd,’ met magere benen en kromme tenen. ‘Barbier of kapper moeten nooit aan hem veel verdiend hebben. Daarbij trok hij nog rare plooien in zijn reeds weinig appetijtig gezicht, door gestadig knauwen op zijne tabakspruim.’ Een aparte man kortom, die naar verluidt een poging om in Hasselt een krant te stichten moest opgeven omdat hij in een bordeel werd betrapt.[5]
Tijdens zijn leven schreef Schellinck voor diverse kranten, maar had geschiedenis als hobby. Zo inventariseerde hij diverse gemeente-, kerk- en gildearchieven en schreef hij historische feuilletons. Hij voelde zich echter ook niet te min om voor rijke families hele stamboombeschrijvingen bij elkaar te fantaseren. Een andere ‘letterkundige fopperij’ was een boek over de geschiedenis van brillen en oogziekten in Gent, vol met uit de duim gezogen historische feiten en citaten over hoe belangrijk de Gentse brillenmakers ooit wel niet geweest waren. Ook dit boek wist decennialang serieuze historici voor het lapje te houden. Op dezelfde manier bracht Schellinck allerlei verzinsels over historische schilders in omloop. Van der Haeghen zegt het niet met zoveel woorden, maar ook voor de eerder genoemde vervalsingen is Schellinck een niet onwaarschijnlijke dader.
Maar goed, deze kleurrijke Schellinck zat dus achter het artikel over de crabbeleer, ongetwijfeld op verzoek van de fabrikant die dit bier op een originele manier in de markt wilde zetten. Het zou de laatste keer niet zijn dat een brouwer de geschiedenis een beetje (of meer) naar zijn hand zette met het oog op de verkoop…
Want hoe zit het nou echt met crabbeleer? Deze biersoort heeft daadwerkelijk bestaan, zo leren we uit een artikel over de Gentse brouwindustrie van de hand van Paul de Commer.[6] Maar wel wat later dan Schellinck beweerde. Begin 16e eeuw kende Gent enkel klein bier en dubbel bier. In 1522 werden echter twee nieuwe ‘dubbele’ bieren geïntroduceerd, genaamd ‘crabbelaer’ en het iets sterkere ‘clauwaert’. In de loop van de 16e eeuw zwakte de crabbelaer af naar een eenvoudig, nogal slap biertje, terwijl van de clauwaert een nieuwe, nog sterkere versie in de handel kwam, de dubbele clauwaert, in 1573. Rond die tijd nam crabbelaer zo’n 50% van de totale Gentse bierproductie in beslag, en rond 1604 was dat nog zo’n 43%. Daarna zal het langzaam een stille dood gestorven zijn. Een recept is er niet bewaard gebleven, maar er is geen bijzondere reden om aan te nemen dat het een witbier was.
Dus helaas, helaas… Jacob van Artevelde dronk nooit crabbeleer. Het bier met dezelfde naam dat in 1847 het licht zag, heeft ook niet lang bestaan, het ronkende marketingverhaal avant la lettre ten spijt. Maar zie: crabbelaer is niet vergeten, want even googelen leerde me dat een bierfirma (in Nederland ook wel huurbrouwer of oneerbiedig ‘dozenschuiver’ genoemd) in Gent deze naam alweer een paar jaar voert voor hun blond en tripel. Met het juiste verhaal van de hand van Paul de Commer erbij. Dus dan drinken we dat maar. En wil je per sé Van Artevelde eren, dan kun je altijd nog terecht bij brouwerij Huyghe, die sinds de jaren tachtig een bier met die naam brouwt.
[1] Leydse Courant, 25-6-1847.
[2] Gazette van Brugge 25-6-1847.
[3] ‘Crabbeleer’, in: Gentschen Mercurius 23-6-1847.
[4] Victor Van der Haeghen, Mémoire sur des documents faux relatifs aux anciens peintres, sculpteurs et graveurs flamands, Gent 1898.
[5] Daniël Van Ryssel, ‘Vergeten Gentse schrijvers. Théodore Schellinck (Gent 1797 – Gent 1867). Journalist, scherpzinnig en verbeeldingrijk vervalser, schrijver’, in: Ghendtsche tydinghen jaargang 43 nummer 2 (maart 2014), p. 149-151.
[6] Paul de Commer, ‘De brouwindustrie te Gent, 1505-1622’, in: Handelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, XXXV (1981), p. 81-114 en XXXVII (1983) p. 113-171.
Leuk verhaal Roel. Een opmerking over Van Artevelde bier – een Vlaams Oud Bruin – dat oorspronkelijk uit de Oud Bruin-stad bij uitstek kwam: Oudenaarde. Gebrouwen in brouwboerderij York, een naam die afgeleid is van Margaretha van York die huwde met de graaf van Vlaanderen Karel de Stoute (vader van Maria van Bourgondië – Duchesse de Bourgogne).
Weer een heerlijk verhaal om te lezen. En wat een onzin is er over bier toch geschreven. Je kunt dus zeker nog een heel tijdje door met je historische detective werk! Ik blijf het graag volgen.
Leuke samenvatting, misschien eens naar onze website clauwaert.be kijken? Weet er toevallig iemand iets over het recept van het geroemde clauwaert-bier of is dit bij iemand gekend?