Verloren Bieren – 39 – Bouleuse

We vervolgen onze verkenningstocht door Frankrijk met het hoge noorden. De noordelijkste punt van het land, met Lille, Duinkerken en Calais en omgeving, wordt in Frankrijk maar meewarig bekeken. Als een Fransman aan de departementen Nord en Pas-de-Calais denkt, ziet hij de stereotypen voor zich die in de succesfilm ‘Bienvenue chez les Ch’tis’ uit 2008 zo trefzeker op de hak worden genomen: het is er koud, nat, saai, lelijk, de mensen zijn stug en praten een onverstaanbaar dialect of, nog veel erger, Vlaams. 

Toch zijn het departement Nord en zijn hoofdstad Lille geen achterlijke buitengebieden. Het is het departement met de meeste inwoners van heel Frankrijk, met veel fabrieken en bedrijvigheid. En voor ons interessant: het is na de Elzas de meest belangrijke (of eigenlijk: de enige andere) brouwregio van het land. Opvallend is dat beide streken pas in de zeventiende eeuw na enig wapengekletter aan Frankrijk werden toegevoegd. Daarvoor hoorde het uiterste noorden van Frankrijk bij Vlaanderen. Die Vlaamse invloed merk je tegenwoordig enkel nog maar aan verfranste plaatsnamen als Hazebrouck, Godewaersvelde, Houtkerque en Méteren, want de Vlaamse taal is inmiddels met wortel en tak uitgeroeid. Maar bierbrouwen kunnen ze er nog wel.

Van oudsher waren de brouwerijen in Noord-Frankrijk klein. In 1910 telde het hele land bijna 2900 brouwerijen (het in 1871 door Duitsland afgepakte Elzas-Lotharingen niet meegerekend), waarvan twee derde in de regio Nord-Pas-de-Calais te vinden was. Dit waren voor het merendeel kleine, ouderwetse brouwerijtjes zoals je ze ook over de grens in België kon vinden: vaak niet meer dan boerenbedrijven die voor de directe omgeving produceerden. Het brouwproces was ouderwets bovengistend. Er was ook aardig wat hopproductie, die vond ik tenminste vermeld in een krantenartikel uit 1862, waarin we hop aantreffen in dorpjes als Bailleul en Hazebrouck, die trouwens vlakbij het Belgische Poperinge liggen. Maar in 1914 zou de Noord-Franse brouwnijverheid een zware slag worden toegebracht: de Eerste Wereldoorlog.

Eind 1914, binnen enkele maanden na de inval van het Duitse leger in België en Frankrijk, had zich het front gevormd dat zich de volgende vier jaar niet of nauwelijks zou verplaatsen. Dit westfront liep dwars door het departement Nord heen en was het tafereel van enorme gevechten en vernielingen. Hoewel het natuurlijk naast de grote aantallen doden, gewonden en ontheemden een stuk minder belangrijk is, liep ook de brouwnijverheid grote schade op. Brouwerijen in de frontzone werden vernield, brouwers en hun knechten moesten als soldaat naar het front, ketels en machines werden gevorderd om te worden omgesmolten voor de wapenproductie, en grondstoffen, met name gerst, werden schaars. Met dat laatste hadden overigens alle landen te kampen, zo kregen ook de brouwers in het neutrale Nederland het moeilijk.

Toch was er natuurlijk behoefte aan bier in de getroffen regio, niet in het minst bij de soldaten aan beide zijden. Daarom ontstonden er surrogaatbieren waarin de mout was vervangen door andere grondstoffen. Zo was er de frênette, die gemaakt was van essenbladeren, cichorei, suiker, hop, wijnsteenzuur en biergist (voor de liefhebbers staat hier een recept: http://www.vignes.be/frenette.htm ). Nog bekender was de houblonnette (van ‘houblon’, hop). Men adverteerde bijvoorbeeld: ‘De houblonnette van de Grande Brasserie is een echt bier zonder mout. Deze gezonde en voedende drank wordt uit het vat gedronken en heeft een aangename smaak, een beetje bitter door de uitgelezen hoppen waar hij uit is gemaakt; op fles wordt hij bruisend na 10 à 12 dagen.’

Nog in 1920, twee jaar na het einde van de oorlog, werd er houblonnette gemaakt, want de schaarste bleef groot. De bevolking van Noord-Frankrijk was echter niet voor één gat te vangen: het bierminnende bloed kroop waar het niet gaan kon en men was allang begonnen zelf te brouwen, thuis. Dit zelfgemaakte bier kreeg de naam ‘bouleuse’, naar de wasketels waarin met name huisvrouwen het maakten. Met hop, gerst, suiker, cichorei en gist, eventueel met toevoeging van koriander, jeneverbessen of wat er verder maar bedacht kon worden, draaiden de dames zelf een drank in elkaar die dan wel geen bier was, maar toch een ‘boisson de ménage’ (huishouddrank) vormde van ongeveer 1% alcohol. 

Al snel dook hier een slimme zakenman op: in 1919 adverteerde ene Lefebvre in Saint-Omer (bij Calais) met een product genaamd ‘Autobrasseur’ (‘Zelfbrouwer’): ‘gemakkelijk te maken, succes verzekerd’. Al snel werd de productie overgenomen door drogist Willay in het naburige Lens, die het publiek in zijn advertentie nog maar even verzekerde: ‘Eigen bier brouwen is verboden, maar Autobrasseur gebruiken om een eigen huishouddrank te maken mag wel. Huisvrouwen! Riskeer geen vervolging door mout en glucose te gebruiken, neem Autobrasseur en u heeft geen accijns te vrezen.’ 

Voor 2,30 franc had je al een pakket voor 16 liter. Je kreeg dan een langwerpig oranje pakje van 150 gram, met daarin een klont hop en graan. Op de achterkant stonden de instructies:

Sluit de inhoud van het pakket in een grote zak van fijnmazig doek, en dompel deze in een ketel met daarin de benodigde hoeveelheid water (16 à 17 liter), breng aan de kook en laat ongeveer 30 minuten zachtjes koken. Neem de zak er weer uit, voeg aan de vloeistof 250 gram suiker toe en laat afkoelen tot ongeveer 20 graden. Voeg 10 gram verse bakkersgist toe die is opgelost in een beetje lauw water (minder dan 25 graden). Meng dit goed door elkaar en bottel in beugelflessen. Laat gisten op een beschutte plaats. Proef de volgende dag, alvorens de flessen te sluiten, of de drank zoet is, voeg zo nodig een half klontje witte suiker en een beetje water toe. Laat enkele dagen staan alvorens te drinken.

Nog lang na de oorlog bleven de huisvrouwen in Noord-Frankrijk dit eigen huishoudbier maken, naar het schijnt nog tot in de jaren zeventig. Tegen die tijd was dit bière des grands-mères wel zo’n beetje verdwenen, weggeconcurreerd door frisdrank en natuurlijk ook door echt bier. Het klinkt misschien gek, maar dit lollige zelfmaakbrouwsel, voor zover ik weet het eerste echte brouwkit en dus de voorloper van de bekende tonnetjes Brewferm van nu, is nog altijd in de handel. Via www.autobrasseur.fr kun je het in een handomdraai bestellen en ze hebben ook een extract om zelf frênette te maken. Geen idee of het nou echt lekker is, maar je proeft de smaak van de Eerste Wereldoorlog, en da’s toch ook mooi.

Illustratie: delcampe.net


Eén reactie op “Verloren Bieren – 39 – Bouleuse”

  1. Eric schreef:

    Of ik de smaak van WW1 wil proeven weet ik zo net not niet Zelfs als het niet naar bloed en verderf smaakt, maar naar mijn eerste brouwsel met een Brewferm-blik, dan laat ik het nog liever voor wat het is. 😉

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *