Het Gentsche Kroegenboek, 32 jaar later
Afgelopen weekend bracht ik door in Vlaanderen, in het mooie Gent, stad van Middeleeuwse torens, verstilde grachten, veel te drukke kerstmarkten en van kroegen. Op de zondagse boekenmarkt langs de Ajuinlei stuitte ik op het Gentsche Kroegenboek uit 1985. Met de vijftig beste Gentse biercafés van dat moment. Wat natuurlijk de gelegenheid geeft om de balans op te maken: hoe is het die kroegen vergaan? En: hoe is het met het bier, 32 jaar later?
Hoewel het publieke lokaal uiteraard door alle eeuwen heen bezongen is, dateert de trend van een daadwerkelijk praktische en zelfs toeristische overzichten van dranklokalen van de late jaren zestig, in ieder geval in de Benelux: het eerste was het Groot Amsterdams Kroegenboek van Ben ten Holter, in 1967. Een overzicht van bezienswaardige, gezellige, intellectuele en morsige cafés in de Nederlandse hoofdstad. Maar ook in het Engelse taalgebied was de oudste Pub Guide die ik kon traceren pas van 1969.[1]
Na Amsterdam kregen ook Eindhoven (1972), Groningen (1981), Brussel (1982), Antwerpen, Utrecht, Rotterdam, Nijmegen en zelfs Terneuzen (alle 1984) een eigen Kroegenboek, en in 1985 was dus de beurt aan Gent.[2] Zo’n gids is natuurlijk een prachtig tijdsdocument. Al lezend reis je in gedachten terug naar een tijd van dikbebaarde, rokende studenten in spijkerjasjes, die ‘café’ als ‘kaffee’ schreven en zaten te filosoferen over de bom, het communistisch manifest of de nieuwe plaat van David Bowie. En daar dronken ze dan een Belgisch biertje bij, want bij elke kroeg staat vermeld welk bier ze op tap en op fles hadden. En dat is uit bierhistorisch oogpunt dan weer erg handig. Een dwarsdoorsnede van het bierassortiment in België aan het begin van de comeback van goed bier. Een jaar later, in 1986, was immers nog bijna 79% van de Belgische bierproductie van het pilstype, maar dat was in 1991 al gedaald tot 71,5%.[3]
Je moet er misschien een beetje een mafkees zoals ik voor zijn, maar al bladerend kon ik de vraag niet onderdrukken: hoeveel van deze kroegen bestaan er eigenlijk nog? De tand des tijds knaagt immers onophoudelijk aan de status quo. Wat nu een goed café is, is morgen een slecht café en overmorgen is het verdwenen. Het koste een paar uurtjes googelen, maar toen kwam ik tot een ontnuchterende conclusie: van de vijftig kroegen in Gent die in 1985 het beschrijven waard waren, zijn er inmiddels 23 verdwenen. Bijna de helft! Nog acht dragen inmiddels een andere naam. Slechts 19 van de 50 bestaan nog, in een of andere vorm.
Nog open |
Andere naam |
Gesloten |
Het is dus een illusie om te denken dat alles eeuwig is. Het meest betreurd is Kaffee De Hopduvel in de Rokerelsstraat, dat één van de pioniers van Belgisch speciaalbier was. Zo’n 130 soorten van hoge gisting waren er verkrijgbaar, onder het genot van een kaasplank of een boterham met hesp. Bedrijfsleider Toon Denooze was begin jaren tachtig bovendien de initiatiefnemer van de eerste poster met alle Belgische bieretiketten, 330 in getal.[4] In 2011 viel het doek voor dit monument van de biercultuur, waar bovendien honderden oude reclameborden waren te bewonderen. De gelijknamige bierhandel bestaat echter nog wel.
Bijzonder interessant is natuurlijk om te zien wat er in Gent zoal getapt en ontkurkt werd. Kroegen hadden gemiddeld maar twee taps: een met pils en een met Hoegaarden, Rodenbach of wat anders. Zestien cafés hadden zelfs maar één bierkraan. Het hoogste aantal taps was zeven, in de inmiddels verdwenen kroeg Artevelde aan de Sint-Pietersnieuwstraat.
De assortimenten lijken iets beperkter dan wat tegenwoordig gangbaar is, maar verder zijn alle grote klassiekers die we nu kennen al vertegenwoordigd: witbier (eigenlijk alleen nog maar Hoegaarden), oud bruin (Rodenbach, Bacchus, Zulte), abdijbieren (o.a. Leffe, Tongerlo, Sint-Idesbald, vaak ten onrechte als ‘trappist’ aangeduid), echte trappisten, en aardig wat Duvel (maar verder nog nauwelijks andere ‘alcoholbommen’ uit die tijd). Geuze, pale ale, stout en scotch waren vaste waarden, zo te zien wat meer dan tegenwoordig. Er circuleerde bovendien nog wat Deens bier, zoals Carlsberg en Tuborg.
Er zijn ook verdwenen bieren bij: het al genoemde oud bruin Zulte, maar ook het mislukte luxe-pils Loburg van Artois en twee bieren van brouwerij Aerts uit Brussel: de Speciale Aerts (een amber bier à la Palm) en Aerts 1900, een in 1979 geïntroduceerd bier volgens recept uit 1900, van 7,4% alcohol. Tegenwoordig maakt brouwerij Haacht nog een hiernaar genoemde ‘Speciale 1900’, nota bene erkend als Vlaams streekproduct, maar bij Aerts waren dit dus twee verschillende bieren.[5] Verder waren de diverse amber-bieren Vieux-Temps, Op-Ale en Horse-Ale verkrijgbaar, tegenwoordig nog wel in productie bij InBev, maar slechts als schim van hun oude zelf: in Vieux-Temps zit nu zelfs een e-nummer om het bij te kleuren!
Maar de verdwenen bieren ten spijt, lijkt het alsof de bieren in België over het algemeen langer meegaan dan de kroegen waar ze geschonken worden. Dat kun je gebrek aan innovatie noemen, maar eerder vind ik het een teken van wijsheid: waarom zou je als drinker achter alle trends aanlopen, wanneer bieren als Westmalle, gueuze en oud bruin lekker zijn en blijven? Het zijn de grand crus van de bierwereld, hoogwaardig in 1985 en in 2017, zolang ze niet uit winstbejag worden uitgemolken, zoals Inbev doet met Vieux-Temps en dergelijke.
Het Gentsche Kroegenboek, met zijn vele verdwenen kroegen, stemde nostalgisch. Maar er is geen reden tot treuren, integendeel. De erin genoemde biertempels Waterhuis aan de Bierkant en Dulle Griet zitten nog altijd tjokvol. En al zijn er vele kroegen verdwenen, er is sindsdien een hele rits illustere cafés en bierminnende restaurants bijgekomen: wat te denken van de Trollekelder, Aba-jour, de Geus van Gent, het Spijker, het merkwaardige Velootje, de robuuste Stokerij en natuurlijk stadsbrouwerij Gruut, om er maar een paar te noemen. Genoeg reden om snel weer eens in Gent te gaan kijken.
[1] B. ten Holter, Groot Amsterdams kroegenboek, Amsterdam 1967; Egon Ronay’s 1969 pub guide to England, Scotland and Wales, Londen 1969. Overigens zou ik helemaal niet verbaasd zijn als er eerdere voorbeelden opduiken. Kroegliteratuur is in bredere zin van alle tijden: een minder praktisch maar meer poëtisch getint voorbeeld is A vade-mecum for malt worms uit 1718, over Londen.
[2] Michel Casteels et al., Het Gentsche Kroegenboek, Antwerpen 1985. In 1982 verschenen tevens twee boeken over Nederland en België als geheel. Verder o.a.: Limburg (1985), Maastricht (1986), Breda (1987), Leuven (1988), Arnhem (1992), Dordrecht (1995).
[3] Jos Cels, Honderd jaar bierhandel, Zellik 1993.
[4] Volkskrant 24-8-1982.
[5] Vergelijk de etiketten op beerlabels.nl en catawiki.com. Aerts 1900 was 7,4% alcohol en categorie S, Speciale Aerts was 5% en categorie I.
Haha, het Velootje ja. Ben ik ook eens geweest. Wat een bizarre ervaring was dat. Erg leuk. Mooi stuk weer!