Factcheck: de Wet-Vandervelde

L'alcool est un poison, ca. 1900. Collectie Jenevermuseum, Hasselt.Joepie, het is weer Factcheck-Vrijdag. We gaan meteen maar even los met iets wat al een tijdje in mijn achterhoofd zat en waarvan ik me afvroeg: zou dat nou? Een Belgische wet uit 1919 die als doel had alcoholmisbruik te bestrijden, zou in werkelijkheid gezorgd hebben voor de zware Belgische bieren die we nu zo goed kennen: de dubbels, de tripels, de Duvels.

Dit is wat de bekende Belgische bierschrijver Jef van den Steen erover zegt, in verband met de opkomst van de ‘zware’ trappistenbieren na de Eerste Wereldoorlog:

Ongetwijfeld speelt ook de wet-Van der Velde (sic) een rol: op 29 september 1919 gaat het verbod in op het verbruik, de verkoop en het aanbieden (zelfs gratis) van sterke dranken in alle voor het publiek toegankelijke plaatsen. Zo stimuleert de verkoop van zwaar bier: vanaf 1921 brouwt Westmalle dan ook een donkere ‘dubbel’…[1]

De suggestie is duidelijk: omdat in België de verkoop van jenever in de kroeg werd verboden, gingen de monniken zwaardere bieren brouwen. En andere brouwers ook, want in het boek Abdijbieren herhaalt Van den Steen dit nog eens:

Een van de belangrijke gevolgen van deze wet is de opkomst de ‘bières de forte densité’: in 1921 creëert Westmalle de dubbel, in 1923 lanceert Moortgat de Victory Ale, de latere Duvel. In Brussel komen de brouwerijen op de proppen met dubbele bock…[2]

Emile Vandervelde in 1919 - Bron WikipediaOver welke wet hebben we het eigenlijk? Het gaat allemaal om de alcoholwet die op 29 augustus (niet september) 1919 in werking trad. Het brein erachter was Emile Vandervelde, minister van Justitie en socialist in hart en nieren. En een fervent alcoholbestrijder. Ik zal het op een later tijdstip nog wel eens hebben over de betuttelende anti-alcoholgekte die sinds ongeveer 1850 Europa en de Verenigde Staten in zijn greep hield, maar één ding stond voor die geheelonthouders van destijds altijd als een paal boven water: het was de arme arbeider die met zijn tengels van de drank moest afblijven. Als leden van de hogere klassen lekker borreltjes, wijn en champagne zaten te tanken was dat niet erg. Zolang de arme werkman zich maar niet bezatte.

Hoe dan ook, net na de Eerste Wereldoorlog zagen de drankbestrijders hun kans. In de Verenigde Staten, die geheel werden drooggelegd, maar ook in België: op 15 november 1918 wist Vandervelde er een wet doorheen te krijgen die een totaal verbod op sterke drank inhield. Geen verkoop, geen productie, geen export, geen import. Na protesten werd de wet afgezwakt en zo kwam de befaamde wet-Vandervelde van 1919 er. De verkoop van sterke drank in de kroeg werd verboden, maar voor huiselijk gebruik mochten de Belgen in winkels nog wel gedistilleerd inslaan. Maar dan alleen in hoeveelheden van minstens twee liter(!). Zo werd de Belg die met één fles over straat ging strafbaar, maar met twee was er niets aan de hand.

De Accijnzen op zoek naar alkool, ca. 1920. Collectie Jenevermuseum, Hasselt.Het idee was natuurlijk dat arme sloebers zo’n grote hoeveelheid ineens niet zouden kunnen betalen, zeker niet omdat de accijns ook nog eens was verviervoudigd. De arbeider kon zich niet meer bezatten, de rijke kon thuis rustig doordrinken en alles was weer zoals het heurde. Uiteraard was de horecasector hier allemaal niet blij mee. Zij lieten mooie platen drukken waarop de te verwachten misstanden werden getoond: boetes voor cafés, dronkelappen bij de slijter. En natuurlijk een aanzienlijke zwarte handel en dito productie met alle gevaren van dien.

Maar nu dus de crux: had de wet het gewenste effect op de jeneververkoop? En: gingen de Belgen door het verbod op gedistilleerd zwaarder bier drinken, zoals Van den Steen beweert? Om met het eerste te beginnen: in ieder geval kelderde de jeneververkoop vanwege de wet. De consumptie in België na 1919 lag op ongeveer de helft van die van voor de oorlog.[3] Dat was dus gelukt. Maar nu het alcoholgehalte van het bier. Gingen de Belgen dus massaal tripels drinken om toch hun alcohol binnen te krijgen? Uhm, nee. In 1930 lag het gemiddelde alcoholgehalte van Belgisch bier op 3,36%. Dat was nauwelijks meer dan de 3,29% waar het in 1900 nog op had gelegen. En het bleef daar schommelen: in 1940 was het met 3,40% niet veel hoger.[4] Daarbij daalde de Belgische bierconsumptie als geheel. Dronk de Belg in 1900 nog 220,5 liter bier per persoon per jaar, in 1930 was dat 201,6 liter, en drie jaar later nog maar 155 liter.[5]

Het leek zo’n mooi verhaal: Vandervelde wou jenever bestrijden, maar schiep zwaar bier. In werkelijkheid bleven bieren als dubbel en tripel zeldzaamheden en werden ze was na 1950 echt populair. Heeft de Wet-Vandervelde dan niets betekend voor de Belgische biercultuur? Natuurlijk wel. In andere landen, zoals Nederland, daalde de bierconsumptie in de crisisjaren dertig nog veel harder. In België heeft bier ongetwijfeld geprofiteerd van de afwezigheid van gedistilleerd in de kroeg. Maar de bieren werden niet zwaarder, zoals Van den Steen beweert.

Na de Tweede Wereldoorlog werd Belgisch bier natuurlijk wél langzamerhand steeds zwaarder. Maar het zou verkeerd zijn om dat op het conto van de Wet-Vandervelde te schrijven. Zo werden laag-alcoholische tafelbieren er na de oorlog uitgeconcurreerd door de frisdranken die opkwamen, waardoor het gemiddelde alcoholgehalte natuurlijk steeg. De meeste zware Belgische alcoholbommen dateren bovendien pas van de jaren tachtig: La Chouffe, Kwak, Verboden vrucht, Kasteel, Delirium Tremens en alle andere Gulden Draken, Moeder Overstes, Fantômes enzovoort kwamen toen pas opzetten. Jenever, een Belgische belevenisMaar wat zien we aan de sterkedrankconsumptie in België? Die steeg in die jaren ook![6] Het idee dat jenever en bier in België een soort communicerende vaten waren is dus onzin.

Op 1 januari 1984 werd de Wet-Vandervelde uiteindelijk afgeschaft. Het werd ook wel tijd, want met het schenkverbod werd naar verluidt al jaren overal de hand gelicht: heel wat ‘wittekes’ werden onder de toog aan de klant uitgereikt.[7] Voortaan kon de Belgische jenevercultuur weer volledig hand in hand gaan met de biercultuur. Jenevercafé De Vagant in Antwerpen bijvoorbeeld schenkt nu meer dan 200 jenevers afkomstig van zo’n veertig Belgische jenever- en likeurstokers. Dus als je bier een keer zat bent…

[1] Jef van den Steen, Trappist. Het bier en de monniken, Leuven 2003, p. 17.

[2] Jef van den Steen, Abdijbieren. Geestrijk erfgoed, Leuven 2004, p. 17.

[3] Eric Van Schoonenberghe et al., Jenever in de Lage Landen, Brugge 1996, p. 152; Raymond van Uytven, Geschiedenis van de dorst. Twintig eeuwen drinken in de Lage Landen, Leuven 2007, p. 255.

[4] Van Uytven, Geschiedenis van de dorst, p. 251.

[5] Van Uytven, Geschiedenis van de dorst, p. 251.

[6] Van Uytven, Geschiedenis van de dorst, p. 281.

[7] De Telegraaf 7-7-1983, 7-1-1984; Limburgs dagblad 14-1-1984.


3 reacties op “Factcheck: de Wet-Vandervelde”

  1. Cees schreef:

    Bam, en weer een grootmeester van zijn voetstuk! 😛

  2. Henri schreef:

    Heb verhaal gelezen met veel plezier gelezen, maar ben nog niet helemaal overtuigd. Het is te toevallig dat de zware bieren kort na de wet werden uitgevonden. Dat het een nichemarkt was, dat geloof ik wel. Want duur. Maar dat het zaadje van zwaar bier niet geplant is door VanderVelde is niet aannemelijk gemaakt. Dan zouden er ook zware bieren van voor 1919 moeten hebben bestaan. Die zijn er nauwelijks zover ik weet.

  3. Roel Mulder schreef:

    Hoi Henri, ik vermoed inmiddels dat de opkomst van zware bieren in de jaren twintig en dertig eerder een reactie was op de import van met name Brits en Duits bier; gecombineerd met het feit dat veel brouwers vanwege 1914-1918 een nieuwe, modernere brouwinstallatie hadden gekocht. Maar uit de cijfers blijkt dus tevens dat het lang zo snel nog niet ging… De Wet-Vandevelde speelde naar mijn idee vooral een rol bij het op niveau blijven van de bierconsumptie als geheel. Misschien werd er juist wel meer tafelbier door verkocht.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *