Verloren Bieren – 49 – Princessebier (1)
Eindelijk is dan het moment daar om een van de meest gedronken Verloren Bieren van de negentiende eeuw te bespreken: princessebier. Inclusief een aantal varianten als ‘dubbel princesse’, ‘princesse-ale’, ‘princesse lagerbier’ en ‘princesse eerste’. Waar kwam het princessebier vandaan, wanneer is het verdwenen, en waar slaat in vredesnaam die naam op? En natuurlijk de hamvraag: is er een recept…
In 1748 duikt in de VOC-administratie in de lijst met bieren ‘tot Coopmanschap’ een nieuw bier op. Bier tot Coopmanschap was bier om in de Oost te worden verhandeld, dus niet voor consumptie aan boord. Dit nieuwe bier was ‘van het merk Princesse Roijal’ en werd geleverd door Pieter Bolten van brouwerij De Hooiberg op de Nieuwezijds Voorburgwal. Net als de andere bieren die tot Coopmanschap meegingen kostte het 12 gulden per ton. (En brouwerij De Hooiberg zullen we later nog terugzien, want het is de brouwerij waar in 1864 Heineken met zijn opmars begon).
Princessebier is dus een relatief jonge biersoort. De volgende vermelding dateert van 1749, toen de Amsterdamse brouwerij De Gekroonde Valk in de krant bekend maakte dat men ondanks het overlijden van brouwer David van den Bosch gewoon doorging met bier maken, ‘en ook wel inzonderheyd het Brouwen van Prinsesse-Bier voor Oostindien en andere Gewesten’. Ook in de jaren 1752-1756 zien we het voorkomen in de annalen van de VOC. In 1777 figureert het in Vlissingen tussen bruin, Loender en wit bier en in 1788 maakte bierbrouwer Antonius Parmentier te Brugge bekend dat hij ‘brouwt witte Hollandsche Prinsesse Bieren’ zoals die van Amsterdam, Rotterdam en Alkmaar, ‘zynde eene soorte van Bieren die gerustelyk zonder de minste veranderinge ter Zee mogen worden getransporteert nae de Fransche Eylanden en nae de Oost- en West-Indiën, genoegzaem door alle Heeren Zeevaerders gekend’. Hij vermeldt er tevens bij dat hij voor scheepskapiteins het bier vers kan brouwen, ‘na graed der passagie’, ofwel zo sterk als voor de zeereis nodig is.
Het heeft er kortom alle schijn van dat princessebier begon als een scheepsbier voor lange reizen overzee. Als een soort IPA? Ja, nu komen de misverstanden. Om te beginnen bestond IPA nog niet, die verscheen pas in de negentiende eeuw. Wel exporteerden Engelse brouwers bier naar India sinds minstens 1711 (ik ga hier af op Martyn Cornells website Zythophile, een must-read over dit onderwerp). Dit was echter met name porter, want de eerste pale ale die naar India ging deed dat pas in 1784. Wel hadden de Engelsen rond minstens 1760 al door dat bier voor India extra gehopt moest worden.
Was princessebier dus ook extra gehopt? Er is niets over bekend. Maar het ging naar de tropen. In de oudste kranten die uit Nederlands-Indië, Suriname en de Antillen bewaard zijn, zo’n beetje vanaf 1810, wordt het princessebier vaak genoemd, met een piek in de jaren 1830. Daarentegen was het in Nederland zelf in de achttiende eeuw en de eerste decennia van de negentiende nog niet zo algemeen: advertenties uit die tijd spreken eerder van bruin, blank, Luiks en Loender bier, en verder van faro, lambiek en mol.
Overigens hoeven we ons geen illusies te maken: princessebier was in Nederlands-Indië slechts één van de biersoorten. In de eerste helft van de negentiende eeuw werd daar nogal wat Engels bier ingevoerd, en dan met name de pale ale van Hodgson in Londen en van de brouwers van Burton-upon-Trent, dat vanaf 1829 bekend zou worden onder de naam India pale ale. In de loop van de negentiende eeuw kregen de Nederlandse brouwers een steeds grotere greep op de Indische markt, maar dan vooral met Valkbier (van brouwerij De Gekroonde Valk) en Haantjesbier (van De Haan & Sleutels). De naam princessebier lijken deze twee brouwerijen na ongeveer 1840 voor de Nederlandse markt gereserveerd te hebben.
Aanvankelijk dus een scheeps- en exportbier, begon princessebier in de negentiende eeuw namelijk een opmars in Nederland zelf. Steeds meer brouwerijen en handelaren noemden het bier in hun advertenties, en al snel verscheen er een dubbele variant op het toneel. In 1820 was er in Suriname bijvoorbeeld sprake van ‘Best dubbeld Princesse Roijaal en Bruin Bier’ en in 1832 was er op Java ‘ligt en zwaar princesse bier’ te koop. Daarnaast zien we in Zwolle in 1833 voor het eerst een ‘best belegen’ Zwols princessebier en ook elders was er af en toe een belegen of oud princesse verkrijgbaar.
Na 1850 werd het in Nederland echt een wijd verbreide biersoort. De al genoemde Gekroonde Valk liet zich daarbij niet onbetuigd, evenals collega en plaatsgenoot De Haan & Sleutels. In die periode waren beide Amsterdamse brouwerijen met hun 50 à 60 werknemers vermoedelijk de grootste van Nederland, mede dankzij hun export naar Indië. Maar er dreigde gevaar: ondergisting.
Met de oprichting van de Koninklijke Nederlandsche Beijersch Bierbrouwerij in 1868 kreeg een nieuwe manier van brouwen echt voet aan de grond in Nederland. De ondergistende of ‘Beijerse’ brouwmethode was vanwege het benodigd kapitaal veel industriëler en grootschaliger dan wat Nederland tot dan toe kende. Hoe het afliep is bekend: uiteindelijk zouden alle Nederlandse bovengistende bieren verdwijnen. Maar niet voordat met name De Gekroonde Valk alles op alles had gezet om de concurrentie het hoofd te bieden.
Terwijl dus vanaf 1868 de Duitse manier van brouwen aansloeg, koos De Gekroonde Valk voor Engelse stijlen. Als eerste kwamen ze nog dat jaar met ‘Princesse Ale’. Daarna begonnen ze, zoals we in een eerder stuk al zagen, met de productie van stout, en nog succesvol ook. Interessant is dat ze daarbij aan een merkwaardige koppelverkoop probeerden te doen: de stout was ‘met ons Princessenbier vermengd zelfs voor kinderen een uitnemend versterkende drank.’ Sterker nog, stout mengen met ondergistend bier ging daarentegen niet omdat het ‘zich niet met Stout zoo goed vereenigt tot een smakelijk geheel’.
Het was een achterhoedegevecht. Ook De Gekroonde Valk ging mee met de moderne tijd en opende in 1886 een ondergistende afdeling. In datzelfde jaar ging de Princesse Ale uit de roulatie. Concurrent De Haan & Sleutels probeerde het vanaf 1885 nog met een ‘Princesse Lagerbier’ maar dat was ook geen lang leven beschoren. Princessebier werd inmiddels beschouwd als ‘Oud-Hollandsch’, en de Amsterdamse bierbottelaar P.J.A. Chrispijn moest in 1889 dan ook toegeven dat het ‘den laatsten tijd eenigzins verdrongen door de Lagerbieren’ werd. In het voorjaar van 1895 formuleerde De Gekroonde Valk het zo: ‘Het oude Hollandsch (Princesse) Bier, dat door de vele soorten Ondergistingsbier gevaar loopt te veel in het vergeetboek te geraken, blijft desniettemin een voortreffelijke drank… De Bierbrouwerij “De Gekroonde Valk” gaat steeds voort het te vervaardigen, en tracht daarin haar ouden roem te handhaven.’
Het waren loze woorden: na 1900 was het princessebier zo goed als van de markt verdwenen. Mij is maar één brouwerij bekend die het na de Eerste Wereldoorlog nog maakte. Welke brouwerij? En waar komt die naam vandaan? En natuurlijk: is er een recept? Dat zien we volgende week!
– Illustratie: bieretiketten.nl
Eindelijk een beetje duidelijkheid rond dat fameuze “Princessebier”, een naam die ik herhaaldelijk tegenkom in mijn opzoekingen omtrent de Gorcumse bierbrouwersfamilie Eijckmans & Van Renesse. Bedankt, Roel
Leuk Roel, ik zie uit naar volgende week!
Over het verband tussen de eerste Engelse Porter en Nederlandse Princessebieren en iets over ‘recepten’.
De Engelse Porter onstond begin 18e eeuw (eerste vermelding The London and Country Brewer 1737), vrijwel tegelijk met Princessebier, en bij de vroege Porter werden natuurlijke klarings- en kleurstoffen gebruikt (Isinglass en Elder-berries).
De Isinglass kocht men van de Hollanders en zou best eens in dezelfde jaren door David van den Bosch in zijn Princesse-Bier voor Oostindien kunnen zijn toegepast. Deze stof bindt zich aan eiwitten en andere stofjes die het bier troebel maken en zakt vervolgens naar de bodem van het vat. Daarmee verdwijnt wel wat smaak en karakter, maar is het heldere bier ook weer wat houdbaarder geworden.
Deze stoffen worden voor zover ik weet nooit in ‘recepten’ vermeld en zijn het geheim van de (smid) brouwer.
ps.
Voor info over het gebruik van bijvoorbeeld Isinglass zie mijn speciale file over Stout & Porter. Die bronnen zul je bij Zythophile en anderen vergeefs zoeken, maar zijn wel de basis van alle verhalen en discussies.
http://witteklavervier.nl/nl/historie/bronnen/350-stout-porter
1737, Freek? Nee, 1726. “Une autre espèce est connue sous le nom de porter, c’est-à-dire porteur, parce que les porteurs ou portefaix, & tout le petit peuple en boit beaucoup; c’est une bière épaisse & forte, qui fait le même effet que le vin, quand on en boit une certaine quantité […].’ (‘Lettres et voyages de monsr César de Saussure en Allemagne, en Hollande et en Angleterre, 1725-1729’, Lausanne etc. 1903; brief uit Londen, oktober 1726). Bronnen? Die staan niet alleen op internet, maar ook in archiefstukken en boeken. Zoals Martyn Cornell, “Amber, gold and black. The History of Britain’s Great Beers”, waar dit in staat. Inderdaad, diezelfde Martyn Cornell van Zytophile die volgens jou de bronnen niet kent. (Lees dat boek maar eens.) En die daar in 2011 wel degelijk over ‘isinglass’ schreef: https://zythophile.wordpress.com/2011/06/26/imperial-stout-%E2%80%93-russian-or-irish/. Waaruit blijkt dat dit ook rechtstreeks uit de Baltische staten naar Engeland ging.
Isinglass is gewoon vislijm. Elder-berries? Vlierbessen. Mag gewoon in het Nederlands. Vislijm is een welbekend oud hulpmiddel voor brouwers om te klaren, net als eierschalen, varkens- of kalfspoten, brandy met bonenmeel, treacle en oesterschelpen, kalk en suiker. Niets nieuws of mysterieus. Het zijn hulpmiddelen, foefjes, en daarom worden ze niet in recepten vermeld, maar wel in oude boeken over brouwen.
En wat is nou het verband Freek? Er is helemaal geen aanwijzing dat vislijm speciaal in princessebier werd toegepast. Volgens mij wil je gewoon graag de woorden ‘princessebier’ en ‘porter’ in één zin lezen.
Dat de Nederlanders het (volgens één bron) in 1737 aan Engeland leverden, zegt trouwens niets: in 1799 was het andersom 🙂 De Engelsen haalden zelf al vislijm in Sint-Petersburg vanaf minstens 1753. ( https://zythophile.wordpress.com/2011/06/26/imperial-stout-%E2%80%93-russian-or-irish/ )
Afgezien daarvan, geef eens een voorbeeld van een 18e-eeuwse tekst waaruit blijkt dat klaring met vislijm speciaal voor bieren voor de tropen werd toegepast?
Overigens heb ik wel een paar 19e-eeuwse recepten van ‘bereidsels’ met vislijm gevonden.
1)
De ‘Lettre’ van César de Suissure is volgens mij nooit aangetroffen en onderdeel van de mythevorming.
Ik beweer van niemand dat die bepaalde bronnen niet kent, maar een overzicht van bronnen wordt over het algemeen niet gegeven. Anders zou genoemde ‘lettre’ er wel bij staan overigens.
2)
Begin 18e eeuw was Isinglass een veel gebruikt en bekend middel en ik veronderstel dat het misschien in Nederland óók door van den Bosch kan zijn gebruikt en kan hebben bijgedragen aan een meer houdbaar bier.
Verder blijft het natuurlijk gewoon zoeken naar gegevens over het vroeg 18e eeuwse (echte) Princessebier.
Hoi Freek,
1) Het is voor de discussie hier niet zo heel relevant, maar ik lees dat in The Times van 13 juni 1902 een journalist ook al het manuscript van Saussure in twijfel trok, maar dat hij een week later, in de editie van 20 juni, die twijfels weer inslikte. http://www.jstor.org/discover/10.2307/40519595?uid=3738736&uid=2129&uid=2&uid=70&uid=4&sid=21106861963453
The National Archives in Kew (Londen) bezitten een map correspondentie van Saussure in de jaren 1743-1751, dus de goede man bestond echt en had contacten in Engeland. http://discovery.nationalarchives.gov.uk/details/rd/d07e8a26-30cf-4b81-9d2c-b29d6803234e
De Zythophile citeert trouwens wel degelijk hier en daar uit Saussure, en er is zelfs nog een andere eerdere vermelding van porter uit 1721, voor wat dat waard is. https://zythophile.wordpress.com/2010/11/22/the-origins-of-porter-and-a-bit-about-three-threads/
Je opmerking over de bronnen snap ik niet helemaal – het artikel van de Zytophile waar ik naar linkte, staat bol van de verwijzingen naar bronnen.
Genoeg hierover nu.
2) Vislijm (ik snap niet helemaal waarom je aan de Engelse term blijft vasthouden, maar wat jij wil 🙂 ) was een algemeen bekend middel om bier te klaren. In 1745 noemt Van Lis het bijvoorbeeld (pag. 41) als een van de middelen voor het ‘schoonmaken’ van bier. Maar let op: voor hem is het klaren van bier enkel nodig omdat de klanten ‘meer behagen’ hebben in helder bier. Het werd dus door hem niet gezien als middel om het bier houdbaarder te maken.
In het Woordenboek van Chomel (1778) worden op pagina 184 allerlei middeltjes genoemd ‘om het Bier goed te bewaaren’, zoals het toevoegen van ongel (diervet) of eieren, maar vislijm is daar niet bij. In de direct daarop volgende paragraaf wordt vislijm wél genoemd als klaarmiddel.
Johannes Wahlen (1865) citeert de Duitse bierschrijver Habich dat men in Engeland zuur bier op de vislijm giet in azijnzuur opgelost, ‘De duurzaamheid van een sterk gegist bier wordt daardoor zeer zekerlijk gevoelig geschokt.’ Met andere woorden, hier wordt vislijm beschouwd als iets wat de houdbaarheid vermindert, al zegt Wahlen er zelf geen last van te hebben.
Met andere woorden, voor het idee dat vislijm speciaal werd gebruikt om de houdbaarheid te vergroten, bijvoorbeeld voor lange zeereizen, kan ik zo gauw geen bewijs vinden, zeker niet voor de 18e eeuw. Je kunt je voorstellen dat men het bij de Gekroonde Valk gebruikte, maar er is geen enkele aanwijzing dat dat speciaal werd gedaan voor princessebier of ander bier voor de Oost.
En we zijn het eens – er zijn meer gegevens nodig over het 18e-eeuws princessebier. Maar morgen breng ik alvast een recept uit 1866!
In plaats van alles strikt gescheiden te zien, en ook nog eens naderhand strenge scheidingen aan te brengen tussen België en Nederland, probeer ik het geheel te overzien. Zodoende zie je wél het verband tussen Porter en Princessebier die schijnbaar ongeveer op het zelfde moment genoemd gaan worden, vlak bij elkaar in Londen en Amsterdam. De Engelsen leiden aan een soort eiland complex, en jullie zure en benauwde opmerkingen laat ik maar voor wat ze zijn.
Antwerpen, Amsterdam en Londen zijn alledrie grote havensteden waartussen een dagelijks en intensief contact bestaat en men terdege van elkaars ontwikkelingen op de hoogte is. In de eerste helft 17e eeuw zijn in Antwerpen nog steeds het Kuit en Knol (Dubbele Kuit) voorgeschreven en verplicht, inclusief de verkoopsprijs. Hierdoor gaan de brouwers daarvan af en toe flink bijmengen met boekweit. De Poorters van Antwerpen laten, ontevreden over hun eigen Antwerpse bier, daarom op andere plaatsen (bijvoorbeeld Londen) Poorter-bier maken.
In Dordrecht maken ze ondertussen Engels bier en BruinBitterBier en in Londen zie je de mode opkomen om helemaal helder geklaart bier te maken (en geven ze flink af op Muddy Mum). Ook onze Saussure heeft het hier over (ik heb hem nu toch maar in mijn overzicht opgenomen, jullie kunnen best gelijk hebben op dit punt).
Mijn veronderstelling is dus dat het Princessebier, naar deze mode, ook wel eens een geklaart bier kan zijn geweest. En de reden waarom ik denk dat dit de houdbaarheid bevordert is weer een heel andere. Niemand hoeft iets van het voorgaande aan te nemen, het zijn slechts mijn hersenspinsels.
Groeten, Freek
Hoi Freek, Antwerpen was in de 17e en 18e eeuw helemaal geen havenstad, want de Schelde werd door de Republiek geblokkeerd. Even googelen op ‘Blokkade van de Schelde’.
Saussures tekst is interessant omdat hij expliciet meldt dat het bier zo heet omdat ‘les porteurs et les portefaix’ (ofwel: de zakkendragers) het zoveel drinken. So much voor de ‘Antwerpse poorters’. Hij vervolgt met ‘Er zijn nog meerdere geklaarde biersoorten, die men ale noemt.’ Dus helder bier was voor hem niet specifiek porter, of zelfs juist niet porter.
Het gebruik van vislijm lijkt inderdaad een 18e-eeuwse trend (vergelijk Peter Mathias, The brewing industry in England 1700-1830, p. 51-52) en nogmaals, het kan best dat dat in De Gekroonde Valk werd toegepast. Maar misschien ook niet – er is geen enkel bewijs voor. Ook is er geen enkele aanwijzing dat dit speciaal in Princessebier of ander bier voor de Oost was.
Porter en Princessebier zijn allebei bieren die in de eerste helft achttiende eeuw ontstaan. Maar daar houden de overeenkomsten op: porter is een dik, donker werkmansbier waar ‘tout le petit peuple’ van drinkt; princessebier begint als een duur bier voor Oost-Indië dat in eerste instantie vooral als ‘wit’ wordt omschreven.
Ik gun je je hersenspinsels, maar laten we het toch maar bij de feiten houden…
‘k Zie De Saussures brief nog niet in je bronnenoverzicht staan, Freek. Als je het origineel zoekt: https://archive.org/details/lettresetvoyages00saus, p. 163. (Voor de geinteresseerden: er staat een portret van Cesar in, en verder kan ik me niet voorstellen waarom iemand zulke reisbrieven zou hebben gefaket.)
Nooit geweten trouwens dat feiten en gegevens zuur en benauwd konden zijn. Beter die dan bier he :).
🙂
Feiten en gegevens zijn één ding, de interpretatie daarvan iets geheel anders. Het Poortersbier wordt even snel afgeschreven door Roel, maar het eeuwenlange bestaan ervan blijft evengoed een feit, evenals het gegeven dat men uitstekend op de hoogte was van elkaars wederwaardigheden. Bovendien wisten de Antwerpenaren de blokkade natuurlijk te omzeilen: ‘Antwerpse handelaars zetten dan ook Zeeuwse schippers in om goederen over te laden en naar Antwerpen te brengen’.
Daarnaast zie ik de herkomst van de naam ‘Porter’ volkomen los van het bier dat pas veel later bekend wordt in Londen; niet voor niets zijn de vermeldingen ervan erg schaars voor een ‘populair bier’ begin 18e eeuw.
Dat Saussures brief authentiek kan zijn erkende ik hiervoor al, maar veranderd niet heel veel aan de zaak. Ondertussen blijft het gewoon leuk en volstrekt legitiem om je af te vragen hoe één en ander kan zijn gegaan. En dat is werkelijk heel anders dan de Engelsen denken, die zitten helemaal vast in hun idee dat alles volstrekt gescheiden was van de ontwikkelingen op het continent; het eiland denken…
Freek, lees die tekst van Ivan Derycke nog eens goed. ‘ 37 poorters … kopen daarom zelf hun granen in en laten die verbrouwen in de stadsbrouwerijen Den Sleutel en Londen’. ( http://users.skynet.be/antwerpiensia/antwerpsebrouwers.htm )
Even afgezien dat er nergens staat dat dat bier dan ook ‘poorter’ zou heten, kijk eens goed: wordt dit bier nu in Londen, Engeland gebrouwen? Of in een Antwerpse brouwerij die ‘Londen’ heet? Bijvoorbeeld de Antwerpse stadsbrouwerij ‘Londen’ waar op 27-3-1638 door de gemeente frauduleuze praktijken werden geconstateerd?
Hm…
Hm…
Even later in tekst wordt het ‘borgersbier’ genoemd, maar het wordt elders (1629) weer poortersbier genoemd. De brouwerij ‘Londen’ in Antwerpen en het brouwen van ‘Engels’ bier in bijvoorbeeld Dordrecht geven al aan dat de zaken flink door elkaar lopen en je goed op je hoede moet zijn. Maar ze zijn ook illustratief voor de grote verwevenheid waar ik het eerder over had. Brouwers van het continent begonnen met bier brouwen in Londen en eeuwenlang was het er een komen en gaan van poorters en in Antwerpen en andere plaatsen was er dus ook poortersbier. Net als met de sjouwers (porters) is het verband met de naam niet bewezen. Beide verbanden zouden kunnen worden gelegd, maar het ene wil men erg graag vermijden.
Tot voor kort werd ook de Nederlandse biergeschiedenis door Engelsen aan ons verklaard, maar tegenwoordig zijn er die zelf kunnen onderzoeken en nadenken.
Om de draad weer op te pikken; het ging mij om het idee dat bij het ontstaan van Princessebier misschien de context van de tijd moet worden meegenomen en niet alleen blind gestaard op ‘recepten’.
Hoi Freek, ik denk dat er met die stadsbrouwerij ‘Londen’ en de andere drie die Antwerpen telde, een veel interessanter verhaal verteld wordt dan zo maar wat ‘verbanden’ met elders: namelijk dat particulieren (de ‘poorters’ of hoe je ze maar wilt noemen) op eigen initiatief bier ‘huurbrouwden’ voor eigen gebruik. Nu was Antwerpen begin 17e eeuw een stad zonder ‘pegel’ (receptenvoorschriften) dus feitelijk konden de particulieren brouwen wat ze zelf wilden. Reuze interessant, want ze hoefden dus niet te drinken wat de brouwers hun voorschotelden. Stel je eens de mogelijke variëteit voor… En dit gebeurde niet alleen in Antwerpen, maar ook elders. Zo heb ik gegevens over een Maastrichtse arts voor zichzelf liet brouwen bij een plaatselijke brouwer in de jaren 1782-1793. Voornamelijk speltbier uiteraard, zo dicht bij Luik 🙂 In allerlei privé-archieven moeten nog dergelijke gegevens hierover zitten.
Over de Antwerpse stadsbrouwerijen lees je alles in de ‘Couranten’ van het Antwerps biercollege, met name in de nummers 16, 28, 29 en 30. Zie http://www.antwerpsbiercollege.be/siteABCnl/Categorie/categorie.html
Sowieso staat in elk nummer een artikel over Antwerpse bierhistorie, heel leuk leesvoer, van de Middeleeuwen tot nu.
Zie trouwens deel 2 van dit artikel: volgens princessebier-hater Gerrit Bom werd het in 1768 ‘om ‘t kleurig en helder te maaken’ bewerkt met ‘bekende schadelyke dingen’… Dus misschien wel vislijm 🙂
Merkwaardig, als ik er mee kom schrijft je hierboven; ‘Er is helemaal geen aanwijzing dat vislijm speciaal in princessebier werd toegepast’, en nu kom je zelf met het verband op de proppen. En het is natuurlijk helemaal geen vislijm, maar wel degelijk een heel bepaald middel dat elders bijvoorbeeld husenblas wordt genoemd. Al met al heel weinig aanleiding om denigrerend te doen als anderen met commentaar of een bepaalde theorie komen.
Volgens mij doet Roel niet denigrerend. Waarom kom je met zulke kwalificaties als er gewoon gegevens en reacties worden ingebracht?
Roel komt hier helemaal niet met een verband. Hij citeert die Gerrit Bom over schadelijke spulletjes en schrijft dan dat die ‘misschien’ wel vislijm zijn geweest. Je kunt niet volhouden dat Roel dit als een ‘verband’ opvoert. En hij zet er nog wel een 🙂 achter.
En ‘zelf onderzoeken en nadenken’ valt of staat met goed lezen. Niet elke tekstuele overeenkomstigheid duidt op inhoudelijke verwantschap. Een ‘poorter’ was (even kort) een gezetelde burger. Poortersbier was bier dat voor (soms door) hen werd gebrouwen of aan hen werd geleverd. Aanwijzingen dat dit een aparte biersoort was – dus onderscheidende eigenschappen – heb ik nog niet gezien. In die Antwerpse documenten staat één inhoudelijk gegeven: ‘poorters wit[te]bier’, even verderop geplaatst tegenover ‘vrije wittebieren’. Wit bier dus speciaal bedoeld voor poorters. Wat daar voor verwantschap met het Londense porter in zou kunnen zitten, ontgaat me.
Husenblas is wel degelijk ook vislijm. Het woord is een verouderde aanduiding voor vislijm gemaakt van de zwemblaas van een steur. Ook dit is te lezen, in woordenboeken.
N.B. Dit artikel heb ik aangepast om de eerst bekende vermelding van princessebier toe te voegen die per ongeluk achterwege was gebleven, dus die van de Hooiberg in 1748.