Verloren bieren – 10 – Maastrichts Oud
Wat je van ver haalt, is extra lekker. Amerikanen zijn tegenwoordig goede klanten voor speciaalbierbrouwerijen als Emelisse en De Molen, Nederlanders zijn zelf al jarenlang verzot op alles wat uit België komt, en wie is er niet trots als hij eens Japans, Baskisch, Albanees of Surinaams bier op heeft?
In de negentiende eeuw was dat al niet veel anders. Natuurlijk, Nederlands bier was lekker, maar als het uit het buitenland kwam, was het helemaal speciaal. In 1856 adverteerde ene J. Kiel uit Rotterdam als ‘Handelaar in Buitenlandsche Bieren’. Voor de ‘civielste prijzen’ leverde hij echt Kitzinger, Erlanger, India pale Ale, Replex Stout, Engelsch Gember, Brusselsche Lambiek, Gendsche Uitzet, Megchelsch Bruin, Wit Leuvensch, Prager en ‘Oud Maastrichts’.
Foutje? Dat moet toch haast wel. Maar aan de populariteit lag het niet: in die tijd werd het Oud-Maastrichts (of beter gezegd: Maastrichts Oud) nog in heel Nederland verkocht. En het was bijzonder spul. Bij het maken ervan werd vers bier in een bepaalde verhouding gemengd met ‘snijbier’. Dit was oud bier, dat meestal drie tot vijf jaar had staan rijpen in grote houten vaten. Vaten die voortdurend werden aangevuld met restjes die van het brouwen waren overgebleven en met door klanten teruggezonden onverkoopbare partijen. Terwijl het zo was opgeslagen, werd het snijbier aan lucht blootgesteld, waardoor het nog verder kon verzuren.
Het klinkt wat onfris, maar door de verzuring werd het bier langer houdbaar. Dit was dan ook de reden voor de lange houdbaarheid van het Maastrichts Oud, dat ook naar Nederlands-Indië en Suriname werd geexporteerd. Het productieproces en waarschijnlijk ook de smaak verschilden niet veel van de manier waarop tegenwoordig nog Rodenbach en andere Vlaamse oudbruine bieren worden gemaakt. In 1826 werd het Maastrichts bier onderscheiden met de eerste prijs in een prijsvraag door de Universiteit van Leuven met de vermelding dat het de zuiverste en het meest op wijn lijkend bier was (purissima et inter alias omnes maxime vinosa, voor de gymnasiasten onder ons), dus dat zegt ook wel iets over de smaak en kwaliteit.
Of het nou West-Vlamingen waren of Maastrichtenaren die deze manier van brouwen hebben uitgevonden, kan ik zo gauw niet achterhalen. In 1799 beschreef de brouwer Jacobus Buys uit Klundert (nu Noord-Brabant) deze methode al, al was het voor hem meer een manier om van oude en mislukte brouwsels af te komen. In Maastricht werd het juist een specialiteit.
Het was in ieder geval een betrekkelijk nieuwe biersoort voor Maastricht, die eind achttiende eeuw ontstaan moet zijn. Daarvòòr werd er simpelweg ‘wit bier’ (blond) en ‘zwart bier’ (bruin, rood of zwart) gemaakt. Zo vond ik nog twee Maastrichtse soort-van recepten voor speltbier en gerstebier uit 1784. Maar het was het Maastrichts-Oud dat in de loop van de negentiende eeuw in heel Nederland verkrijgbaar werd.
Ook in Maastricht zelf was het ‘Mestreechs Aajt’, zoals het in goed Limburgs heette, erg populair. De stad telde in het jaar 1900 nog 29 brouwerijen die samen meer dan honderdduizend hectoliters maakten. Toen kwam de klad erin. De verkoop in de rest van Nederland en de overzeese gebiedsdelen liep terug (al was het tot in de Tweede Wereldoorlog nog tot in Friesland te krijgen) en in Maastricht zelf werd het drinken van Mestreechs Aajt ‘ten leste gezien als een uitstervende gewoonte, een merkwaardige eigenschap van oudere mensen uit de volksklasse’.
Dat laatste citaat komt uit het leuke boekje ‘Mestreechs Aajt’ van Rudolf Philips uit 1984. Een biergeschiedenis van de stad, met erg mooie brouwers- en drinkersverhalen. Volgens het boekje was het traditionele Maastrichtse bier inmiddels volledig historie geworden, maar juist in het jaar dat het werd uitgegeven, bracht de Gulpener brouwerij opnieuw Mestreechs Aajt op de markt. Gemaakt van een versnijding van Dort, Oud bruin en foederbier, dus nu (op z’n minst gedeeltelijk) ondergistend gebrouwen.
En Gulpen, daar moest je tot voor kort ook naartoe als je nog eens de echte Mestreechs Aajt wilde proeven. Herberg De Zwarte Ruiter op de Markt in Gulpen was een tijdlang de enige plek waar dit bier verkrijgbaar was. Maar wat lezen we? Op 30 augustus 2013 heeft Gulpener het Aajt met paard en wagen weer terug naar Maastricht gebracht. Zeven cafés gaan het weer verkopen, het licht rinzige, op eikenhouten vaten gerijpte bier. Geloof niet al te veel van de praatjes dat het een ‘middeleeuws’ bier zou zijn, maar pak eens de trein naar Zuid-Limburg en geniet.
Afbeelding: bieretiketten.nl
Geef een reactie