Verloren bieren 8 het verschuivende bokbierseizoen
En ja, het bokbierseizoen is weer losgebarsten. Vorige week liep ik de Locus Publicus binnen om daar te vinden dat zeven van de twaalf tapbieren bokbieren waren. De bok is kortom weer in het land, een oude traditie rond een van de weinige Nederlandse speciaalbieren. Hoewel..? Hoe oud is de Nederlandse bokbiertraditie eigenlijk?
Wie in de geschiedenis van bokbier duikt, stuit algauw op een hele berg legendes en fabeltjes. Alleen al rondom de oorsprong van de naam vond ik meer dan twintig lezingen: het zou vernoemd zijn naar de bokken van de Germaanse god Donar, het zou de naam dragen van sterrenbeeld Steenbok, het zou geschonken zijn in herbergen met een bok als uithangbord, het zou vernoemd zijn naar boekweit, en om zijn vrouw te genezen zou hertog Maximiliaan van Beieren in 1623 Buckinghammer bier uit Engeland (!) hebben laten komen.
Allemaal onzin natuurlijk. Het enige consistente verhaal is dat het oorspronkelijk uit het stadje Einbeck in Nedersaksen zou komen, waarna het bier van ‘Einbeck’ in München bekend werd als ‘Ein Bock’. Het is ook verder niet relevant, want het is duidelijk dat München de bakermat is van het bokbier zoals ze dat nu in Duitsland kennen. En het was ook vanuit München dat het bokbier naar Nederland kwam.
En werd dat bokbier dan elk jaar in Nederland begin oktober met veel bombarie binnengehaald, zoals nu iedere herfst? Euh, nee. Bokbier was in het begin een (tromgeroffel) typisch lentebier. Eind april 1843 duikt het ‘Munichner Bockbier’ voor het eerst op in Amsterdam bij het Bayerisches Bierhaus van J.G.C. Friedr. Camphuynder in de ‘Reguliersbreestrasse’, dat het de volgende twintig jaar zou blijven importeren. Verder werd in die jaren hier en daar in andere Nederlandse steden bokbier uit Duitsland rond 1 mei geïmporteerd, op bescheiden schaal.
De primeur van het eerste echte Nederlandse bokbier was voor brouwerij De Struisvogel in Groningen, die er in 1854 en 1857 mee adverteerde. Daarna bleef het lang stil, terwijl zich intussen een revolutie in brouwend Nederland voltrok: de eerste ondergistende ‘Beierse’ bierbrouwerijen doken op. Het was dan ook een daarvan, de Koninklijke Nederlandsche Beiersch Bierbrouwerij in Amsterdam, die half maart 1868 als eerste bokbier op de markt bracht. In april 1872 volgde het twee jaar daarvoor opgerichte Amstel, en in februari 1874 kwam ook Heineken met bokbier.
Bokbier was een ondergistende Beierse biersoort (en het werd in die tijd nog standaard als ‘Bock’ gespeld), en het waren dan ook de nieuwe, op de Beierse manier brouwende biermakers die het bokbier als seizoensbier op de markt brachten, als aanvulling op hun assortiment van Pilsener, Münchener, Dortmunder en Vienna. De ouderwetse, bovengistende bierbrouwers van Nederland waagden zich er nauwelijks aan.
De traditie van bokbier als seizoensbier voor het voorjaar kwam uiteraard uit Duitsland. Uit München natuurlijk, waar er rond Sacramentsdag (de tweede donderdag na Pinksteren) een drinkgelag mee werd aangericht, maar ook uit Berlijn, dat als we de berichten mogen geloven een bokbierseizoen van twee maanden kende. Het viel daar ongeveer samen met de veertig dagen tussen carnaval en Pasen. Op Tweede Paasdag gingen horden Berlijners bijvoorbeeld ‘zum Bock’ in de Bock-Brauerei op Kreuzberg, waar in grote feestzalen een luidruchtige menigte het ‘donkerbruine, stroopachtige Bockbier met geelwit dik schuim’ achteroversloeg in glazen van een liter. Deze Oktoberfest-achtige taferelen hebben nog bestaan tot aan de Tweede Wereldoorlog, al schoof het seizoen iets op, zodat het in januari al begon en tot maart duurde. Tegenwoordig is er bij mijn weten weinig meer van dit festijn over.
Terug naar Nederland. Want hoe zat het nou met die bokbiercultuur van ons? In navolging van Berlijn was het seizoen langzaam aan het schuiven gegaan, zodat het rond 1900 in de periode december-maart viel. Maar ‘seizoen’ is een wat groot woord: evenementen rond bokbier waren schaars. Enkel de Leidense brouwer Van Waveren liet eind november 1904 een grote wagen getrokken door twee ‘forsche paarden’ door de stad gaan, met op de kar een groot vat en de aankondiging ‘Van Waverens Bockbier loopt morgen!’
Na de Eerste Wereldoorlog gingen de Nederlandse brouwers dan toch afspraken maken over het bokbierseizoen. Landelijk werd het eerste bokbier geleverd vanaf de tweede donderdag in december en het seizoen duurde zo’n beetje tot Nieuwjaar. En kijk, in 1936 was daar dan de eerste ‘intocht’ van het bokbier in Amsterdam, een rondgang door de stad compleet met praalwagens en twee echte bokken. Een heuse landelijke campagne, toen ze in Frankrijk de Beaujolais Nouveau nog moesten uitvinden. In Limburg kopieerde Brand het idee naar een ‘joyeuse entree’ in Maastricht. In 1940 was het uit met de pret. De brouwers moesten wegens de graanschaarste aankondigen geen bokbier meer te maken.
Pas in 1948 was het bokbier weer terug, op 2 december. En daarmee bleef het bokbierseizoen nog steeds zo kort. Halverwege de jaren zestig gaf Heineken in een aandeelhoudersvergadering dan ook toe dat het bokbier ‘nog wel een aardige attractie, maar geen commercieel artikel meer’ was. Bokbier werd nog wel gemaakt, maar een groot succes was het niet.
En dan ineens gebeurde er iets merkwaardigs in de jaren zeventig. In 1975 kwam Heineken met zijn bokbier nog rond 15 november, maar een jaar later adverteerde het ermee op 7 oktober. PINT moest nog opgericht worden, dus schoof Heineken hier eigenhandig het bokbierseizoen een maand naar voren? Hoe dan ook, de rest is bekend. In 1978 was er in café Gollem in Amsterdam het eerste Bokbierfestival met maarliefst zes bokbieren. Nu zijn we aan het 36e festival toe, de Bokbierdag in het verder volstrekt niks met bier te maken hebbende Zutphen trekt 60.000 bezoekers en het bokbier klotst tegen de vaderlandse plinten. En nu de vaste opening van het seizoen weer losgelaten dreigt te moeten worden (volgens Henri Reuchlin tenminste) lopen we de kans dat we binnenkort in mei al bokbier hebben, waarmee de cirkel weer mooi rond zou zijn.
Afbeelding: reclamearsenaal.nl
Roel, prima artikel en je bent me net voor want ik ben de illustraties bij mijn artikel nog aan het maken. Grootste verschil is dat ik de alcoholpercentages van rond de 4% die werden gemeten in de 19e eeuw vermeld. Onze artikelen zijn de échte geschiedenis van het Bockbier en niet de versie op Wikipedia.
Ha Freek, wat voor artikel wordt dat en waar kunnen we dat t.z.t. lezen? Overigens staat er op de Wikipedia volgens mij geen aperte onzin, het is alleen nogal onvolledig daar 🙂
(bonustrack)
Overigens is bokbier rond 1860 ook populair geweest in Parijs. Zo populair dat ‘un bock’ daar synoniem werd met ‘een glas bier’. Schrijver Guy de Maupassant beschrijft dan ook in een kort verhaal uit 1884 een ‘bockeur’ (zuipschuit) die steeds maar tegen de ober blijft roepen: ‘Garçon, un bock!’ Tegenwoordig is een ‘sous-bock’ nog altijd het Franse woord voor ‘bierviltje’, maar bokbier kennen ze er niet meer.
@Roel, dat is wel erg mild geconcludeerd.
Bovenstaand verhaal beschouw ik als de werkelijke geschiedenis van het bokbier. Op Wikipedia staat onder het kopje ‘geschiedenis’ de Einbeck legende. Daar heb ik nog een apart verhaal over gepubliceerd.
Daarnaast klopt het alcohol percentage dus niet, maar goed, never mind Wikipedia. Naar aanleiding van onze artikelen zal het ooit wel aangepast gaan worden, of niet.
Freek, volgens mij gaan je een beetje voorbij aan de essentie van Wikipedia 🙂
@Roel, ik heb genoeg werk om mijn eigen website te onderhouden, laat anderen Wikipedia maar bijhouden. Professionele historici zul je hier overigens ook nooit zien; te veel gedoe met mensen die na even googlen ‘weten’ hoe het zit.
Mijn eigen artikel heb ik onlangs al weer behoorlijk veranderd en ziet er nu zo uit:
http://witteklavervier.nl/nl/historie/1750-1950/bockbier
Groeten, f