Verloren bieren – 3 – Daar komt het Pils
Als je het over de Nederlandse biergeschiedenis wilt hebben, kom je niet om dat vermaledijde pils heen. Sorry biervrienden, maar we moeten het eerst even over de bekende goudgele drank hebben. Want sinds wanneer hebben we al pils in Nederland? Sinds 1340, toen Brand begon te brouwen? Sinds 1719, toen Bavaria met z’n familietraditie begon? Nee, sinds 1877. In dat jaar adverteerde het Amsterdamse Paleis voor Volksvlijt (een tentoonstellingsgebouw) dat ‘vanaf heden Pilsener-Bier’ werd geschonken, met ‘bediening door Oostenrijksche meisjes in nationaal kostuum’. Daarvoor was Pils in Nederland nagenoeg onbekend.
Het eerste pilsje was door de Tsjechen al in 1842 al gebrouwen, maar pils is ondergistend bier. De techniek van ondergistend bier brouwen stond in die tijd in de kinderschoenen. Bijna niemand deed het. De ondergistende brouwers hadden namelijk een probleem: het proces vindt plaats bij lage temperaturen, van zo’n 4 tot 12 graden. Dit in tegenstelling tot bovengistend bier, dat gewoon bij kamertemperatuur en hoger gebrouwen kan worden. Het waren dan ook de brouwers van het ‘s winters behoorlijk koude Midden-Europa die zich het eerst aan ondergisting konden wagen.
Tegelijkertijd waren in het Duitstalige gebied nog een paar andere ondergistende biersoorten ontstaan die vanaf ongeveer 1850 hun weg naar Nederland vonden: Beijersch, Dortmunder, Münchener en Lagerbier. Het waren de tijden dat stoommachines, fabrieken en massaproductie opkwamen. Het brouwproces van ondergistend bier was makkelijker te controleren, waardoor een constante stroom van ondergistend bier van precies dezelfde smaak en kwaliteit de fabriekspoorten kon uitgutsen op weg naar dorstige klanten.
Langzaam begonnen de Nederlandse bierbrouwers deze populair geworden stijlen over te nemen, al vormden de benodigde lage temperaturen nog wel een obstakel. Zo adverteerde de Amersfoortsche Beijersch Bierbrouwerij in de winter van 1873 of mensen maar alsjeblieft ijs zouden willen leveren ‘bij het invallen van de vorst’. Daar kon de brouwerij dan weer een tijdje mee vooruit. Maar de uitvinding van koelmachines bracht uitkomst en tien jaar later was de situatie omgekeerd: toen was het dezelfde brouwerij die midden in de zomer adverteerde met blokken ijs, dat per stang (ongeveer 13 kilo) of per kilo werd verkocht. Daarmee konden mensen hun kelder koelen en zo dus ook ‘s zomers een koud drankje schenken.
Al die minder of meer op pils lijkende ‘Beiersche’ biersoorten zijn in Nederland langzaam weer uitgestorven, al bleef Heineken tot in de jaren zestig van de twintigste eeuw ook Münchener produceren en Oranjeboom maakte al die tijd naast pils ook nog Dortmunder. Ook de ouderwetse, bovengistende bieren die in Nederland oorspronkelijk gemaakt werden, zouden door pils eruit geconcurreerd gaan worden. En in 1891 kwam die concurrentie uit heel onverwachte hoek, zoals we in de volgende aflevering zullen zien.
Geef een reactie