Zwijndrechts Princesse

Brouwerij De Ster, Zwijndrecht - Rekening Courant voor 1878, met daarop 'princesse'. Stadsarchief Amsterdam. Fles: eigen brouwsel.Er is nu historisch princessebier van d’Oranjeboom, zoals ik de vorige keer al liet zien. In twee smaken: de ‘gewone’ bruin-ambere princessebier naar mijn bewerking van het recept uit De praktische bierbrouwer uit 1866, en een ‘Witte princesse’ met tarwe. Volgens het etiket is het ‘in 1788 ontstaan als een Vlaamse ode aan het Hollandse Princesse bier’. En inderdaad, Antonius Parmentier te Brugge adverteerde in dat jaar met ‘witte Hollandsche Princesse biere gelyk men tot Amsterdam, Rotterdam en Alkmaar is debiteerende’. Maar een receptuur van Parmentier of van een ander wit princessebier is niet bewaard gebleven, dus heeft men bij d’Oranjeboom zelf iets bedacht. Maar zit er toch een kern van historische waarheid in? Heeft zo’n tarwe-princessebier ooit bestaan?

Voor het antwoord op die vraag moeten we gek genoeg naar Zwijndrecht. Tegenwoordig is dit een uit z’n voegen gebarsten forenzenplaats, met onafzienbare nieuwbouwwijken vanaf de jaren zestig tot nu. Ingeklemd tussen andere Vinexparels als Hendrik Ido Ambacht, Ridderkerk en Barendrecht, plus de A16, rangeerterrein Kijfhoek en de Betuwespoorlijn, is dit niet bepaald een plek waar je naar bierhistorie zou zoeken. Er is nauwelijks meer een historisch dorpskerntje te vinden in deze beton- en bakstenengribus. Toch stonden hier ooit twee dorpsbrouwerijen: De Hand en De Ster. En van die laatste is er nog een brouwboek.

Zwijndrecht ca. 1900 en in 2015 - Bron: topotijdreis.nlIn de negentiende eeuw was Zwijndrecht nog een langgerekt dijkdorp waar de doorgaande weg uit Rotterdam tegenaan botste, vanaf waar mensen de veerboot naar Dordrecht konden nemen. Ook toen al was er wat bedrijvigheid in de vorm van een oliemolen, een pelmolen op stoomkracht, een glasblazerij, een zoutziederij en een haven. Over brouwerij De Hand kan ik kort zijn: deze was eind negentiende eeuw eigendom van ene M. Kavelaars en zonen, tot deze in 1894 voor afbraak werd verkocht. Uit krantenadvertenties is op te maken dat ze een lollig ouderwets assortimentje voerden van ‘puik Princesse-, Dubbel Gerste-, Gerste-, Kroonen- en Oudbier’. Ook maakten ze het Dordtse winterbier Paulus Jonas.[1] Dat Kronenbier moet een plaatselijk iets geweest zijn, want in 1873 voerden alle brouwers van Dordrecht, Zwijndrecht en ’s Gravendeel het, als goedkoopste soort.[2]

Etiket De Sleutel en De Ster Dordrecht-Zwijndrecht - Bron: bieretiketten.nlHoe dan ook, bij die andere Zwijndrechtse brouwerij moeten we zijn: De Ster. Deze was namelijk eigendom van de heren Bosch en van Epenhuijsen, en zij kochten in 1887 brouwerij De Sleutel in Dordrecht erbij. Vanaf dat moment heette het ‘Brouwerij De Sleutel en De Ster’ en werd de productie in Dordt geconcentreerd. De laatste brouwdag in Zwijndrecht was op 8 april 1892 en ‘van af dezen datum is er in de Ster niet meer gebrouwen’. Omdat De Sleutel, die vanaf 1893 overging op ondergisting, wél doorging en uiteindelijk werd overgenomen door Heineken, zijn er nog diverse oude paperassen van de Zwijndrechtse brouwerij bewaard. Het is wel een beetje een rommeltje: in het archief van Heineken in het Stadsarchief van Amsterdam ligt een aangevreten kopieboek van de uitgaande post, maar gek genoeg is de inkomende post beland in het Van Vollenhoven-archief, ook in Amsterdam. En het brouwboek ligt dan weer op het archief in Dordrecht.

En dat brouwboek, daar ging het ons natuurlijk om. Het loopt van 1875 tot het laatste brouwsel in 1892, en op zich staat er keurig de hoeveelheid mout in, het aantal hectoliters, het stamwortgehalte en de hoeveelheid hop. Toch is het een beetje chaotisch. En aandoenlijk eerlijk: af en toe worden te weinig treksels van de mout gemaakt ‘door gebrek aan water’. Soms staat er ‘Het Bier was iets te bitter’. Of wordt er mout gebruikt ‘waarin langs de muur schimmel was ontstaan’. Brouwsels worden slecht helder, er is slechte hop en op een gegeven moment lukt het niet om het gehalte te meten ‘door het onderloopen der kelders’, en een andere keer niet ‘door op reis gaan’. Hoe werkten deze mensen? Is dit nou wat ze ‘ambachtelijk’ noemen?

Brouwboek De Ster Zwijndrecht - Regionaal Archief DordrechtMaar goed, wat voor bier maakten ze? Er moet een ‘brouwmethode-boekje’ geweest zijn waarin de recepten werden opgetekend, maar dat is helaas niet bewaard gebleven. In het brouwboek dat er wel is krijgen de brouwsels vaak geen naam, zodat het lastig lezen is. Er is wat Blank Gerste, een Jong Oud, een proefbrouwsel Pale Ale, er zijn wat restanten ‘bruin Kroonbier’. Er is een hele serie GI en GII, waarschijnlijk een eerste en tweede soort gerstebier. Er is een brouwsel Nieuwlicht en een Maastrichts, helaas zonder erg bruikbare brouwomschrijving.

En… er zijn een paar bieren waar oranjeschillen bij gaan. Neem nou het brouwsel van 22 november 1878. Er wordt maarliefst een vijfde tarwe gebruikt, 15 ons hop en ’13 ons koreander en 13 ons oranjeschillen, de oranjeschillen in de ketel gedaan toen het bier erin liep, de koreander 2 uur voor het naar de bak ging (niet gekneusd).’ Interessant, want deze toevoeging doet denken aan het Princessebier van de Praktische bierbrouwer uit 1866. Alleen het zoethout ontbreekt. Is dit een recept voor… een princessebier met tarwe? Een princesse wit?

Goudsche courant 18-4-1877

Voor de duidelijkheid: het staat er in het brouwboek niet bij. Maar Bosch en Van Epenhuijsen maakten wel degelijk princessebier. Het komt voor op een ‘Rekening Courant’ in hun uitgaande post voor dat jaar, tussen gerste- en oud bier. En in krantenadvertenties uit 1876 en 1877 van hun agent in Gouda, ene Louis Basoski, wordt het ook genoemd.[3] Is het brouwsel van 22 november 1878 dus een princessebier? Mijn antwoord zou zijn: ‘het is heel goed mogelijk’. Qua receptuur verschilt het eigenlijk niet heel veel van hoe ze tegenwoordig Belgisch witbier maakten, maar dát kwam niet in het assortiment van De Ster voor.

Om het cirkeltje rond te maken: d’Oranjeboom maakt nu een (bijzonder smakelijk, al zeg ik het zelf) Witte Princesse, dat lijkt op een Zwijndrechts bier uit 1878, uit een brouwerij die ook princessebier maakte. Voor het moment is dat dichtbij genoeg. En om zeker van mijn zaak te zijn, heb ik zelf maar eens een proefbrouwsel gemaakt van het Zwijndrechtse recept. Zin om mee te proeven? Hier komt ‘ie dan:

Recept Zwijndrechts 'princesse' 1878

[1] Dordrechtse courant 16-12-1886, 4-7-1888, 24-12-1893.

[2] Dordrechtse courant 20-11-1873. In ieder geval had het niets te maken met het bier van Kronen Brauerei in Dortmund dat vanaf 1885 in Nederlandse krantenadvertenties opdook (en dat nog steeds bestaat), hoewel verwarrend genoeg de Dordtse brouwerij De Sleutel in 1938 etiketten liet drukken voor ‘Kronenbier Dortmunder’.

[3] Stadsarchief Amsterdam, Archief Heineken inv. no. 360. De Rijnbode, 23-7-1876; Goudsche Courant, 13-4-1877.


6 reacties op “Zwijndrechts Princesse”

  1. McMelloW schreef:

    Mooi verhaal van zo’n brouwerij.
    Wat vond je zelf van je proef brouwsel? Naar mijn idee zit er wat weinig tarwe mout in.

  2. Jeroen schreef:

    Grappig te lezen dat het Hollandse princessebier lijkt op het huidige Belgische witbier. Zou het één inderdaad gebaseerd kunnen zijn op het ander? Wanneer is het Belgische witbier in zijn huidige vorm ontstaan, dat is relatief recent toch?

  3. Roel Mulder schreef:

    Ha Jeroen, da’s een goede.
    Hoe dan ook is het Brabants/Belgisch witbier ouder. Al minstens in de zeventiende eeuw bestond dat witbier, waar vaak naast gerstemout en tarwe ook haver en/of boekweit aan werd toegevoegd.
    Het princessebier is van later datum (eerste vermelding 1748) en het is maar de vraag of kruiden als koriander en oranjeschil toen al meteen een belangrijk bestanddeel waren.
    Aan de andere kant zou ik eens moeten uitzoeken vanaf wanneer bv. koriander een vast ingrediënt van witbier werd. In de oudste recepten (vgl. het artikel over witbier uit Etten 1783, Brabants wit in Haarlem 1820, en er zijn nog diverse andere) is er voor zover mij bekend geen sprake van kruiden in witbier. Misschien dat het idee voor het gebruik ervan in witbier is overgenomen uit gekruide bieren waarvan dit recept of het princessebierrecept uit 1866 voorbeelden zijn.

  4. Marco Daane schreef:

    Roel, dit kan helemaal niet. Princesse was een gerstebier, er ging geen tarwe in. Je weet dat de bruine versie (ten onrechte door jou als ‘gewone’ versie bestempeld:; de witte was immers de oudste) die ‘De praktische bierbrouwer’ in 1866 beschreef louter gerstemout bevatte. En veel eerder al schreef Johann C. Leuchs over de princesses uit ‘geboorteplaats’ Amsterdam in ‘Vollständige Braukunde oder wissenschaftlich-praktische Darstellung der Bierbrauerei ……’ (Nürnberg 1831), p. 397: “Man macht hier bloss Bier aus Gerstenmalz und benennt es nach seinen Preis. Man hat sechs Gulden Bier bis achtzehn Gulden Bier. Die beste Sorte heisst auch Princessinnenbier.” Twee duidelijke bronnen over en met princesse, in tegenstelling tot het fragment uit het Zwijndrechtse brouwboek. Is het ook niet heel raar dat als daar recepten voor princesse in zouden staan, dat dit er dan nergens bij staat? Terwijl bijvoorbeeld nieuw licht, gerste, kroon, ale en Maastrichts er wel in worden genoemd? Ik heb dat register ook bekeken, en de graanverhoudingen bij al die brouwten veranderden voortdurend, zeker bij het gebruik van tarwe; daar is geen peil op te trekken. Maar in plaats daarvan knutsel jij een van die naamloze recepten vast aan andere bronnen waarin wel princesse staat, zonder enige plausibiliteit of aantoonbare relatie. En bombardeer je dat vervolgens tot ‘historisch recept’ van princesse, en zelfs tot uitgangspunt voor een remake. Heel teleurstellend; dit is pure verkromming van de biergeschiedenis. Zo ontstaan nieuwe nevels en mythen, waar jij je als historicus steeds terecht tegen keert. De nieuwe Vechtbrouwerij in Loenen wil ook zoiets gaan doen, zag ik, met scharlei in een soort remake van Loender. Omdat Het Scheepje in Haarlem ooit scharlei in zijn Loender heeft gebruikt. Maar aanvankelijkr deed Het Scheepje dat helemaal niet, zo is te zien in de oudste overgeleverde brouwboeken. Toen gingen er alleen diverse mout- en hopsoorten in, de scharlei duikt pas later op, wie weet om wat voor reden. Van het oorspronkelijke Loender is zoals je weet ook niets overgeleverd. Noem een onduidelijk bier met tarwe, oranjeschillen en koriander of een remake van zo’n gedegenereerde afstammeling dan zoals je wilt, maar alsjeblieft geen princesse of Loender. Zo raken we nog verder van huis.

  5. Roel Mulder schreef:

    Hallo Marco, dank je voor je reactie. Altijd weer goed om scherp gehouden te worden. Laat ik vooropstellen dat het niet mijn bedoeling is om het bier wat d’Oranjeboom nu als Princesse Wit op de markt brengt, zonder meer te rechtvaardigen. Ik heb hen geadviseerd maar zij hebben tegen mij ook steeds benadrukt dat ik onafhankelijk erover kan schrijven en in het vorige artikel heb ik de diverse claims die ze maken ook zo tegen het licht gehouden.

    Welnu. Laat ik eerst vaststellen dat de brouwgegevens zoals dat voor het Zwijndrechtse tarwe/koriander/sinaasappelbier uit 1878 en het Haarlemse Loender bier uit 1825 zodanig volledig zijn dat ze om te rekenen zijn naar een anno nu na te brouwen recept dat het oorspronkelijke bier enigzins benadert. Als je ze nabrouwt proef je min of meer een historisch bier uit dat-en-dat jaar, binnen de grenzen van het mogelijke en volgens de huidige beschikbare kennis.

    Ik geloof ook niet, dat dat het issue is maar meer de waarde die er aan een dergelijk recept wordt toegekend. Met andere woorden, is een dergelijk specifiek recept wel representatief? Wat mij betreft in ieder geval wel van dat bier op dat moment. Ik maak altijd genoeg voorbehouden, ook over bv. het princessebierrecept uit 1866 dat ik niet zomaar wil projecteren op eerder of later princessebier. Maar soms is het het enige wat er is, en ik drink liever een Loender bier uit Haarlem anno 1825 dan helemaal geen Loender bier.

    Wat het Zwijndrechtse bier betreft, het is waar dat het brouwboek rommelig is, zoals ik hier ook heb toegelicht. Brouwten waarbij oranjeschil en/of koriander zijn vermeld zijn er niet veel, maar ik vermoed dat ze ook niet veel princessebier maakten, in ieder geval veel minder dan bv. gerste en oud, te oordelen aan de diverse gegevens.
    Ik stel vast dat:
    * De brouwt van 22 november 1878 genoeg gedetailleerd is beschreven om te kunnen omzetten naar een recept.
    * Het afwijkt van de andere brouwten in het brouwboek.
    * Het qua kruiden enigzins lijkt op het princessebier uit 1866.
    * De brouwerij in die tijd princessebier maakte, maar niet veel.
    * En bovendien, maar dat is toeval, dat het daardoor in de verte lijkt op de Princesse Wit van Oranjeboom.
    Ik plak er daardoor nu een etiketje ‘princesse’ op, misschien is dat wishful thinking maar ik leg uit hoe ik tot deze stap kom. Het beestje, een recept gebaseerd op daadwerkelijke brouwgegevens, moet toch een naampje hebben.

    Bevatte princessebier altijd overal alleen maar gerstemout? Parmentier in 1788 adverteerde met ‘wit princessebier’. Ik heb echter de indruk dat men in wat nu België is, in de 18e en 19e eeuw de term ‘wit’ gebruikte voor een bier met niet louter gerst maar ook tarwe, boekweit en/of haver (zie verhaal over lambiek, witbier uit Etten, etc.). Het is dus niet ondenkbaar dat Parmentier impliciet bedoelde dat er in zijn ‘wit princesse’meer in zat dan alleen gerstemout. E.e.a. zou nader uitgewerkt moeten worden, maar het idee dat princessebier dus altijd alleen maar van gerstemout moest zijn staat daarmee dus niet vast. Bij De praktische bierbrouwer in 1866 is het een gerstebier, maar bv. Luiks bier is in dat boekje ook een gerstebier, terwijl daar voorheen zoals we weten aardig wat spelt in zat.

    Dan het Loender bier. Inderdaad gaat men in Loenen ‘mijn’ recept gebruiken, gebaseerd op het Haarlemse brouwboek ano 1825, met scharlei. Inderdaad komen in de iets eerdere Haarlemse brouwten vanaf 1817 ook andere Loender bieren voor, met o.a. verschillende granen (naast gerstemout ook tarwe, haver en spelt), en staat er geen scharlei bij. In die brouwten, geschreven door een andere hand, wordt echter voor geen enkel bier een kruid of een andere toevoeging genoemd en er staan, belangrijker nog, ook geen hoeveelheden hop. Die brouwgegevens zijn dus aantoonbaar onvolledig.
    Het recept van 1825 is dus niet hét recept, in 1817 was de graansamenstelling immers anders. Dat van 1825 is echter wel het volledigst, zo is er bijvoorbeeld ook aangetekend of er blank en/of bruinmout moet worden gebruikt, er staat de hoeveelheid hop bij, en ja ook scharlei. Daarvan valt dus een aardig compleet recept te maken, dat bovendien, en dat geef ik grif toe, vanwege de scharlei ook het interessantst is. Dat doet er echter niet aan af dat het een authentiek recept is. Het is ‘Loender bier anno 1825’ dat inderdaad anders is dan ‘Loender bier anno 1817’, maar daarom niet minder leuk of echt.
    Overigens, voor de duidelijkheid, men heeft in Loenen nu eerst een IPA gemaakt, die ze ook Loender noemen. Dat heeft verder niks met het historische Loender te maken, dat komt binnenkort pas op de markt.

  6. Grietje Keller schreef:

    Grappig. De heer Van Epenhuysen is mijn overovergrootvader (van mijn moeders kant). Mijn broer was vandaag bezig hop te planten in zijn tuin en was daarom op zoek naar wat meer info over de bierbrouwerij in onze familie.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *